hhk les 7

Verschillende werkzaamheden
stofzuigen van vloeren en meubels;

stofwissen van gladde vloeren;
dweilen of moppen van gladde vloeren;
schrobben van tegels;
stoffen van meubels, zoals kasten, tafels, stoelen en nachtkastjes;
vochtig en nat afnemen van aanrechten, keukenkastjes en deuren;










1 / 19
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verschillende werkzaamheden
stofzuigen van vloeren en meubels;

stofwissen van gladde vloeren;
dweilen of moppen van gladde vloeren;
schrobben van tegels;
stoffen van meubels, zoals kasten, tafels, stoelen en nachtkastjes;
vochtig en nat afnemen van aanrechten, keukenkastjes en deuren;










Slide 1 - Slide

moppen van wastafel, toilet, douche en badkamer;
reinigen van ramen en houtwerk;
verschonen van een bed;
reinigen van een koelkast;
opruimen van speelgoed, kranten en tijdschriften;
verzorgen van bloemen en planten.

Slide 2 - Slide

Droog
Droog schoonmaken doe je met een droge doek (stofdoek of een speciale elektrostatische doek) of stofzuiger. Je gebruikt geen vocht of schoonmaakmiddelen. Een elektrostatische doek is een beetje elektrisch geladen en trekt daardoor stof aan. Met droog schoonmaken verwijder je vooral het grove, droge vuil. Het is niet belastend voor het milieu en alle materialen kunnen droog worden gereinigd.

Slide 3 - Slide

Klam
Bij klamvochtig schoonmaken maak je schoon met een iets vochtige doek (werkdoek of vaatdoek). Hiervoor maak je de doek eerst nat in water of een sopje en wringt hem vervolgens goed uit. Een nadeel is dat het uitwringen belastend is voor je polsen. Je kunt ook een doek gebruiken waarin schoonmaakmiddel zit. Een voordeel van klamvochtig schoonmaken is dat stof niet alle kanten opwaait, maar vasthecht aan de doek. 

Slide 4 - Slide

Nat
Bij nat schoonmaken gebruik je meer water dan bij klamvochtig schoonmaken. De vloer dweilen, het toilet of de douche soppen zijn voorbeelden van nat schoonmaken. Vooral de zogenaamde natte ruimten, zoals keuken, toilet, badkamer en douche, reinig je nat. Reinig altijd eerst droog of klamvochtig, voordat je nat gaat reinigen.

Slide 5 - Slide

In de intramurale zorg
Je kunt een cliënt bij het schoonmaken betrekken door te vertellen wat je gaat doen. Je kunt de cliënt vragen of hij zou willen meehelpen. De ene cliënt zal meer kunnen dan een ander. Toch is het altijd belangrijk om de cliënt erbij te betrekken. Op die manier blijft de cliënt actief. Hij voelt zich waardevol, omdat hij zelf ook nog iets aan het eigen huishouden kan doen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

In de extramurale zorg
De leidinggevende maakt met de cliënt afspraken over welke hulp jij als helpende biedt. Deze afspraken staan in het zorgplan. In overleg met de cliënt maak je op basis van de afspraken een dagplanning. Hierbij ga je uit van het werkschema voor een dagelijkse schoonmaakbeurt.

Slide 8 - Slide

Eerst opruimen
Aandachtspunten bij opruimen:
Orden op soort, grootte of kleur. Maak nette stapeltjes van bijvoorbeeld tijdschriften, kranten of voorleesboeken. Sorteer spullen die bij elkaar horen, zoals tekenmateriaal (kleurpotloden, viltstiften en papier), knutselspullen of kruiden en specerijen, en verzamel ze in een bakje.
Gooi uitgebloeide bloemen weg en maak de vaas schoon.
Verwijder dorre plantenbladeren.
Haal vuile afwas weg. Stapel het op in de keuken of plaats het in de afwasmachine.
Haal uitgedraaide machines, zoals wasmachine, afwasmachine en droogtrommel, leeg en ruim de was of afwas op.
Leeg de prullenbakken en ruim vuilnis op.
Ruim spullen op in kasten als ze op dat moment niet nodig zijn.
Sla het beddengoed open om te luchten of maak het bed op.
Gooi overbodige spullen in overleg met de cliënt weg.
Zorg dat het toilet is doorgespoeld.

Slide 9 - Slide

Incidentele schoonmaak
Incidentele schoonmaakwerkzaamheden zijn onregelmatige werkzaamheden. Het zijn werkzaamheden die je niet kunt plannen, maar die wel meteen moeten gebeuren. Er valt bijvoorbeeld een beker melk om tijdens de broodmaaltijd in de kinderopvang. Je gaat dan meteen een doekje pakken om het schoon te maken. Of er gebeurt op het toilet een ongelukje, ook dat kun je niet laten liggen tot de schoonmaakdienst er is.

Slide 10 - Slide

Schoonmaken van woonruimtes
dagelijkse werkzaamheden;
tussentijdse werkzaamheden;
periodieke werkzaamheden, zoals een uitgebreide beurt of extra beurt.

Slide 11 - Slide

schoonmaken van speelgoed
Plastic materiaal kun je wassen in een lauw sopje van een synthetisch reinigingsmiddel of biologisch wasmiddel. Hard plastic, bijvoorbeeld bouwstenen, kun je verpakt in een dichte sloop zelfs in de wasmachine wassen. Je gebruikt dan een wasmiddel. 

Slide 12 - Slide

schoonmaken van speelgoed
Houten speelgoed kun je snel in een lauw sop van synthetisch reinigingsmiddel schoonmaken. Gelakt of geverfd hout laat je niet in het sop weken: het hout zet dan uit. Hierdoor kan de lak- of verflaag gaan barsten. Spoel het hout na met schoon water en droog het af. Laat het goed opdrogen. Droog het hout niet op de verwarming, want hout dat te snel droogt kan gaan barsten.

Slide 13 - Slide

schoonmaken van speelgoed
Knuffeldieren, poppenkleertjes, speelkleden, poppenkastgordijntjes, verkleedkleren en ander textiel kun je met de hand of in de wasmachine wassen. Volg daarbij de aanwijzingen op het behandelingsetiket. Niet-wasbare stoffen speelgoedbeesten maak je schoon door ze licht in te zepen met het schuim van een fijnwasmiddel. Daarna voorzichtig afwrijven met een vochtige doek.

Slide 14 - Slide

schoonmaken van speelgoed
Rieten meubeltjes, poppenwagens en (honden)manden kun je met een klein borstelmondstuk zuigen. Erg vuile manden kun je met een lauw sopje van groene zeep afborstelen. Goed naspoelen en uit de zon en uit de buurt van de verwarming laten drogen.

Slide 15 - Slide

schoonmaken van speelgoed
Let op de verf die je gebruikt bij het opknappen van houten speelgoed. De verf moet gifvrij zijn en liefst ook milieuvriendelijk. Repareer kapot speelgoed gelijk, of zet het weg. Kijk ook goed of speelgoed gebreken heeft en daardoor mogelijk gevaarlijk is. Denk aan:

een splinter aan een houten blok;
een slecht touw aan de schommel;
een rem van een fietsje dat het slecht doet.


Slide 16 - Slide

Desinfecteren
Voorbeelden van ziekten waarbij je als helpende extra hygiënisch moet werken zijn:

aids;
een virusziekte die het immuunsysteem aantast;
besmettelijke diarree, veroorzaakt door bijvoorbeeld een bacterie zoals Salmonella;
besmetting met hepatitis A en B;
virusziekten die de lever aantasten;
herpes, zoals een koortslip,
een aantal virussen die huid- en geslachtsziekten veroorzaken;
een ziekenhuisbacterie die moeilijk uit te roeien is.







Slide 17 - Slide

Middelen
Gebruik alleen desinfecteermiddelen als het noodzakelijk is, omdat:
micro-organismen mogelijk bestand raken tegen desinfecteermiddelen;
deze middelen schadelijk zijn voor het milieu;
desinfecteermiddelen agressief kunnen zijn voor bijvoorbeeld de huid.

Slide 18 - Slide

opdrachten
1-9

Slide 19 - Slide