verkiezingen 2021

Verkiezingen 2021 
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verkiezingen 2021 

Slide 1 - Slide

Wie is dit?

Slide 2 - Open question

Waar is dit?

Slide 3 - Open question

Hoeveel politieke partijen heeft Nederland? Denk jij? schrijf het getal

Slide 4 - Open question

stembiljet

Slide 5 - Slide

Minister president
Eerste kamer
Tweede kamer
Ministers

Slide 6 - Drag question

Dit ministerie verdeelt het geld in Nederland
A
Het ministerie van Onderwijs
B
Het ministerie van Financiën
C
Het ministerie van Binnenlandse zaken
D
Het ministerie van Buitenlandse zaken

Slide 7 - Quiz

Dit ministerie gaat over de scholen
A
Het ministerie van Onderwijs
B
Het ministerie van Financiën
C
Het ministerie van Binnenlandse zaken
D
Het ministerie van Buitenlandse zaken

Slide 8 - Quiz

Kieskompas

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

de verdeling in de tweede kamer

Slide 11 - Slide

de stoel = de zetel

Slide 12 - Slide

VVD
Mark Rutte

sterke economie

Slide 13 - Slide

Groenlinks
Jesse Klaver

klimaat

Slide 14 - Slide

PVV
Geert Wilders

Nederlandse cultuur

Slide 15 - Slide

D66
Sigrid Kaag

onderwijs

Slide 16 - Slide

SP
Lilian Marijnessen

mensen helpen ( arm)

Slide 17 - Slide

CDA
Wobke Hoekstra

landbouw ( boeren)

Slide 18 - Slide

Verkiezingen 2021
Vragen van de kieswijzer voor kinderen

Slide 19 - Slide

Alleen kinderen die hun inentingen hebben gehad, mogen naar de kinderopvang.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 20 - Quiz

Kinderen moeten vanaf 3 jaar naar de basisschool.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 21 - Quiz

Iedereen die studeert, moet daar zelf aan meebetalen.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 22 - Quiz

Sportverenigingen en muziekclubs moeten gratis lessen geven op school, zodat alle leerlingen kunnen meedoen
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 23 - Quiz

Als je je goed gedraagt in de gevangenis, mag je eerder worden vrijgelaten.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 24 - Quiz

Online pesters moeten een boete krijgen.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 25 - Quiz

Vluchtelingen moeten eerst inburgeren, daarna krijgen ze een huis.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 26 - Quiz

Kinderen onder de 13 jaar mogen geld verdienen met social media, zoals TikTok, Instagram en YouTube.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 27 - Quiz

In Nederland opgegroeide kinderen van asielzoekers mogen in Nederland blijven wonen.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 28 - Quiz

Buitenlandse culturen hebben teveel invloed op de Nederlandse tradities.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 29 - Quiz

Nederland moet uit de Europese Unie, net als Groot-Brittannië.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 30 - Quiz

Er moet meer geld naar kunst en cultuur, zoals musea en theaters.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 31 - Quiz

Jongeren moeten na de middelbare school een maatschappelijke dienstplicht vervullen. (zoals helpen in het ziekenhuis of bij de politie)
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 32 - Quiz

Het koningshuis moet worden afgeschaft, omdat het ouderwets is.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 33 - Quiz

Kinderen moeten het Wilhelmus leren op school.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 34 - Quiz

De stemleeftijd moet van 18 naar 16 jaar.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 35 - Quiz

Het Suikerfeest moet een vrije dag worden voor iedereen.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 36 - Quiz

Schiphol moet groeien, zodat er meer vliegtuigen kunnen opstijgen en landen.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 37 - Quiz

Er moet minder vlees worden gegeten in Nederland.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 38 - Quiz

Er moeten meer nieuwe autowegen komen.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 39 - Quiz

Er moet meer geld naar het leger.
A
eens
B
neutraal
C
oneens
D
weet ik niet

Slide 40 - Quiz