Theorieles 3 Medisch rekenen I - verdunningen

Medisch rekenen 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Medisch rekenenMBOStudiejaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Medisch rekenen 

Slide 1 - Slide

Herhaling vorige lessen

Slide 2 - Slide

Workshop Medisch rekenen I
1. Milligrammen
2. Procenten/promille
3. Oplossingen
4. Verdunningen
5. Internationale eenheden

Slide 3 - Slide

1. Milligrammen introductie
Situatie: 

Je zorgvrager moet 3,5 mg. morfine hebben.
De ampul bevat 10mg/ml.

Hoeveel milliliter moet je injecteren bij de zorgvrager?

Slide 4 - Slide

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) =
aantal toe te dienen milliliter 
Voorbeeldsom:
De zorgvrager moet 3,5 mg. morfine hebben.
De ampul bevat 10mg/ml.
Hoeveel ml. geef je?
3,5 : 10 = 0,35 ml

Slide 5 - Slide

NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG x aantal ML waarin voorraad is opgelost = aantal toe te dienen milliliter
Voorbeeldsom:
De zorgvrager moet 5 mg. morfine hebben.
De ampul bevat 10mg/ 2 ml.
Hoeveel ml injecteer je? 
5 : 10 x 2 = 1 ml
of 5 : 5 (per ml) = 1 ml


Slide 6 - Slide

Uitzonderingen milligrammen
Soms staat er in een som (of casus) teveel informatie. Dan staan er getallen die je niet nodig hebt bij het rekenen. Voorbeeld: 
Een kind moet 75 mg durabolin gespoten krijgen per week.
In voorraad zijn ampullen a 2 ml met 25 mg/ml.
Hoeveel ml durabolin injecteer je?
75 : 25 = 3 ml injecteren 
Dat de ampullen 2 ml bevatten is nu niet nodig voor de som. 
DIT IS WEL NODIG BIJ HET BESTELLEN VAN DE JUISTE HOEVEELHEID MEDICATIE!

Slide 7 - Slide

2. Procenten/promille introductie
Situatie: 

Je zorgvrager moet 20 mg. morfine hebben.
Je hebt ampullen morfine van 1%.
Hoeveel ml geef je per dag?

Slide 8 - Slide

Theorie - Procenten/promille
1 % = 10 mg/ml  (in procenten)
1‰ = 1 mg/ml   (in promille) 


NODIG (in mg per ml) : VOORRADIG (in mg per ml) = aantal toe te dienen milliliter



Slide 9 - Slide

3. Oplossingen introductie
Situatie: 
Op je afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken, je moet 6 zakken van 500 ml 0,9% Nacl maken.
Hoeveel gram zout is er nodig per zak?

Slide 10 - Slide

Theorie - Oplossingen
Een oplossing is een vloeistof waarin een werkzame stof is opgelost. Soms moet je dit zelf samenstellen. Denk aan fysiologisch zout waarbij gedestilleerd water en keukenzout met elkaar in de juiste verhouding worden gemengd. 

Daarbij kijk je eerst in welke verhouding de oplossing gemaakt moet worden. Hierbij geldt weer:
1 % = 10 mg/ml (in procenten)
1‰ = 1 mg/ml (in promille)
Daarna vermenigvuldig je de verhouding keer het aantal milliliter dat je moet maken. Dan weet je hoeveel MILLIGRAM je van de werkzame stof moet toevoegen. Vaak wordt het gevraagd in grammen en dien je je antwoord dus nog om te zetten. 


Slide 11 - Slide

Voorbeeldsom oplossingen:
Op je afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken, je moet 6 zakken van 500 ml 0,9% Nacl maken.
Hoeveel gram zout is er nodig per zak?

Slide 12 - Slide

je moet 6 zakken van 500 ml 0,9% Nacl maken.
Hoeveel gram zout is er nodig per zak?
Stap 1. 0,9% = 9 milligram per 1 ml
Stap 2. 500ml totaal per zak, dus 500ml x 9gr = 4500 milligram per 500ml
Stap 3. Dus 4500 mg : 1000 = 4,5 gram per zak
Hoeveel gram zout heb je nodig voor alle zakken bij elkaar?
4,5 gram per zak, 6 zakken :
6 x 4,5 gram = 27 gram nodig

je moet 6 zakken van 500 ml 0,9% Nacl maken.
Hoeveel gram zout is er nodig per zak?

Stap 1. 0,9% = 9 milligram per 1 ml

Stap 2. 500ml totaal per zak, dus 500ml x 9gr = 4500 milligram per 500ml

Stap 3. Dus 4500 mg : 1000 = 4,5 gram per zak

Hoeveel gram zout heb je nodig voor alle zakken bij elkaar?
4,5 gram per zak, 6 zakken :
6 x 4,5 gram = 27 gram nodig

Slide 13 - Slide

Je moet zakken van 0,7% Nacl maken. Hoeveel MILLIGRAM zout per mL is dat?
A
0,7
B
0,07
C
7
D
70

Slide 14 - Quiz

Je moet een zak van 100 mL 0,7% Nacl maken. Welke som heb je nodig om het aantal MILLIgram uit te rekenen?
A
100 x 0,7 = 70
B
100 x 7 = 700

Slide 15 - Quiz

Hoe zet ik het aantal berekende milligrammen per zak om naar grammen?
A
700 : 1 = 700
B
700 : 10 =70
C
700 : 100 = 7
D
700 : 1000 = 0,7

Slide 16 - Quiz

Op je afdeling is de voorraad fysiologisch zout op, aan jou wordt gevraagd om met gedestilleerd water en keukenzout een oplossing te maken, je moet 1 zak van 250 ml 0,6% Nacl maken.
Hoeveel GRAM zout is er nodig voor 1 zak?
A
15
B
15 000
C
150
D
1,5

Slide 17 - Quiz

Start volgend onderdeel
1. Milligrammen
2. Procenten/promille
3. Oplossingen
4. Verdunningen
5. Internationale eenheden

Slide 18 - Slide

4. Verdunningen introductie
Situatie:  Je hebt een voorraad van een desinfecteermiddel met een concentratie van 50%.
Je wilt deze verdunnen naar een oplossing van 5 %.
Er is je gevraagd om een hoeveelheid van 5 liter aan te maken.

Hoeveel desinfectiemiddel en
hoeveel water 
is hiervoor nodig?



Slide 19 - Slide

Theorie - Verdunningen
Een verdunning is een vloeistof waarin twee vloeistoffen met elkaar gemengd zijn in een bepaalde verhouding. Denk aan bijvoorbeeld desinfectiemiddel verdund met water. 

Eerst bereken je hoeveel werkzame stof (zoals desinfectiemiddel) nodig is.  Dat doe je met deze formule:
Nodig in % x aantal ml : aanwezig % in voorraad = hoeveelheid milliliter werkzame stof (die in de verdunning moet)
Daarna bekijk je met hoeveel water je dit moet aanvullen. Dat kan met deze formule:
Gewenste hoeveelheid product – uitkomst bij bovenstaande formule = hoeveelheid water toevoegen 


Slide 20 - Slide

Let op!
Bij het onderdeel VERDUNNINGEN moet je de procenten NIET omzetten voordat je er mee gaat rekenen. 
1 % = 10 mg/ml (in procenten)
1% = gewoon 1% !!!

Soms moet je wel het aantal ml eerst uitrekenen.
Bijvoorbeeld 1 liter = 1 x 1000 = 1000 milliliter 

Slide 21 - Slide

Nodig in %         x    aantal ml :        aanwezig % in voorraad = hoeveelheid milliliter werkzame stof (die in de verdunning moet)

Slide 22 - Slide

Nodig in %         x    aantal ml :        aanwezig % in voorraad = hoeveelheid milliliter werkzame stof (die in de verdunning moet)
Hoeveel ml desinfectiemiddel is er nodig?
5 % x 500 : 10 % = 250 ml
Met hoeveel water moet je dit
aanvullen?
500 - 250 = 250 ml 

Slide 23 - Slide

Bij een verdunning moet je het percentage eerst omzetten voordat je deze mag gebruiken in de formule.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Bij een verdunning vul je altijd aan met water tot de gewenste hoeveelheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Dit is de formule die je moet gebruiken bij verdunningen:

Nodig in % x aantal ml : aanwezig % in voorraad = hoeveelheid milliliter werkzame stof (die in de verdunning moet)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Je hebt een voorraad van een desinfecteermiddel met een concentratie van 25%.
Je wilt deze verdunnen naar een oplossing van 5 %.
Er is je gevraagd om een hoeveelheid van 750 milliliter aan te maken. Hoeveel ml heb je van het desinfecteermiddel nodig?
Nodig in % x aantal ml : aanwezig % in voorraad =
A
1,5
B
15
C
150
D
1500

Slide 27 - Quiz

Einde
Je bent nu klaar voor: 
Huiswerkles 3 mg, pr/pr, opl. en verdunningen 
Deze kun je vinden in LessonUp bij de klas waar je aan gekoppeld bent. 

Succes! 

Slide 28 - Slide