Veiligheid en lokaal 108

1.2 Het practicumlokaal
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1.2 Het practicumlokaal

Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
Na de les weet je:
  • welke veiligheidsmiddelen er in lokaal 108 zijn
  • wat een (bunsen)brander is en hoe deze werkt
  • dat je drie verschillende soorten vlammen kan maken
  • welke veiligheidssymbolen er zijn
  • dat je (soms) moet werken werken met speciaal glaswerk
  • hoe dit speciale glaswerk heet


Slide 2 - Slide

NOODSTOP
In lokaal 108 werk je soms met elektrische apparaten.

Met een NOODSTOP gaat in één keer alle elektriciteit uit! 

Slide 3 - Slide

Blusdeken
In lokaal 108 werk je soms met elektrische apparaten.

Met een Blusdeken kan je kleine brandjes (of personen) blussen

Slide 4 - Slide

Nooddouche
Gebruik bij personen die VEEL chemicaliën over zich heen gekregen hebben
(1x bij allebei de uitgangen aar de gang)



Slide 6 - Slide

oogdouche
Gebruik je als je chemicaliën in je gezicht of oog hebt gekregen

Slide 7 - Slide

DE BUNSENBRANDER

  • GASREGELKNOP
met de gasregelschroef regel je de grootte van de vlam.

  • LUCHTREGELSCHIJF
met de luchtring regel je de hitte (temperatuur) van de vlam
                Luchtregelschijf
Gasregelknop

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

GLASWERK
TRECHTER             MAATCYLINDER               REAGEERBUIS                     BEKERGLAS                     ERLENMEYER

Slide 10 - Slide

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 11 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 12 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 13 - Quiz

Hoe heet dit onderdeel van de brander?
----->
A
gasregelknop
B
luchtregelschijf

Slide 14 - Quiz

Wat regel je met dit onderdeel van de brander?
--->
A
de grootte van de vlam
B
de hitte van de vlam

Slide 15 - Quiz

Hoe heet de vlam boven nummer 2?
      1             2            3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam (met kern)
D
geen idee

Slide 16 - Quiz

Hoe heet de vlam boven nummer 1?
      1             2            3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam (met kern)
D
geen idee

Slide 17 - Quiz

Hoe heet de vlam boven nummer 3?
      1             2            3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam (met kern)
D
geen idee

Slide 18 - Quiz

welke vlam gebruik als je even niets hoeft te verhitten?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
geen enkele vlam

Slide 19 - Quiz

wat is een andere naam voor de gele vlam?
A
de roetvlam
B
de koude vlam
C
de minst hete vlam
D
de pauzevlam

Slide 20 - Quiz

welke vlam is het heetst?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
alle vlammen zijn even heet

Slide 21 - Quiz

Als je op de noodstop drukt gaat niet alleen de stroom maar ook ook het licht uit in het lokaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz


Wat betekent dit symbool op een verpakking?
A
Deze verpakking is licht ontvlambaar
B
Gevaar ! Deze verpakking bevat een licht ontvlambare stof
C
Pas op! brandbare stof
D
Ontbrandingsgevaar! Bel alvast 112

Slide 23 - Quiz

Welk gevaarsymbool bestaat NIET?
A
B
C
D

Slide 24 - Quiz

SYMBOLEN
ONTVLAMBAAR         CORROSIEF          EXPLOSIEF            IRRITEREND            GIFTIG

Slide 25 - Slide

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 26 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 27 - Quiz

Hoe heet dit glaswerk?
A
erlenmeyer
B
trechter
C
reageerbuis
D
maatcylinder

Slide 28 - Quiz

Hoe heet dit onderdeel van de brander?
----->
A
gasregelschroef
B
luchtring

Slide 29 - Quiz

Wat regel je met dit onderdeel van de brander?
--->
A
de grootte van de vlam
B
de hitte van de vlam

Slide 30 - Quiz

Hoe heet de vlam boven nummer 2?
      1             2            3
A
de gele vlam
B
de blauwe of doorzichtige vlam
C
de ruisende vlam (met kern)
D
geen idee

Slide 31 - Quiz

welke vlam gebruik als je even niets hoeft te verhitten?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
geen enkele vlam

Slide 32 - Quiz

welke vlam is het heetst?
A
de gele vlam
B
de blauwe vlam
C
de ruisende vlam
D
alle vlammen zijn even heet

Slide 33 - Quiz

Als je op de noodstop drukt gaat ook het licht uit in het lokaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz