Eenheden van tijd en snelheid en verhoudingen

schrijf in de wetenschappelijke notatie:
1 / 32
next
Slide 1: Open question
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

schrijf in de wetenschappelijke notatie:

Slide 1 - Open question

Schrijf zonder wetenschappelijke notatie:

4,23102

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

125 minuten = .....uren en ..... minuten

Slide 5 - Open question

220 seconden = .....minuten
en ..... seconden

Slide 6 - Open question

13,9 uren = ....uren en .... minuten

Slide 7 - Open question

5,6 jaren = ....jaren en .... dagen

Slide 8 - Open question

Lise gaat op de fiets naar haar vriendin. Ze heeft om 14:00 uur afgesproken. Lise moet 12 km fietsen. Ze vertrekt om 13:20 uur. Lise fietst gemiddeld 15 km per uur. Is Lise op tijd bij haar vriendin? Noteer de berekening.

Slide 9 - Open question

Eenheden van snelheid en verhoudingen

Slide 10 - Slide

Omrekenen snelheid.

Slide 11 - Slide

3,2 m/s = ... km/u

Slide 12 - Open question

102 km/u = ... m/s
Rond af op 1 decimaal

Slide 13 - Open question

Hoeveel seconden is 1 uur?
(met berekening)

Slide 14 - Open question

Hoeveel seconden is 56 minuten?
(met berekening)

Slide 15 - Open question

Hoeveel seconden is 1 uur, 56 minuten en 30 seconden?

Slide 16 - Open question

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Hoeveel meter is 57 km?

Slide 17 - Open question

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Hoeveel seconden is 02:03:34?

Slide 18 - Open question

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Wat is zijn snelheid in m/s?
Rond af op twee decimalen

Slide 19 - Open question

Rick fietst 57 km in 02:03:34.
Wat is zijn snelheid in km/u?
Rond af op een decimaal

Slide 20 - Open question

Atletiekvereniging Quickrun organiseert een hardloopwedstrijd. Er zijn verschillende afstanden. Saskia loopt een gemiddelde snelheid van 3,5 m/s.
Hoeveel km per uur is dat?

Slide 21 - Open question

Atletiekvereniging Quickrun organiseert een hardloopwedstrijd. Er zijn verschillende afstanden. Saskia loopt een gemiddelde snelheid van 3,5 m/s.
Saskia loopt 20 km.
Bij de start zet zij haar stopwatch op 00:00:00. Welke tijd staat er op haar stopwatch als zij over de finish gaat?

Slide 22 - Open question

8.5: Verhoudingen
Harry wil paarse verf maken. Hij mengt hiervoor 2 delen blauwe verf met 3 delen rode verf.
Hoeveel procent van de verf is blauw? En hoeveel procent van de verf is rood?

Verhouding blauw : rood = 2 : 3




Slide 23 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
Verhouding blauw : rood = 2 : 3

Slide 24 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5

Slide 25 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5
100

Slide 26 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5
1
100

Slide 27 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
rood
3
paars
5
1
100
:5
x100
:5
x100

Slide 28 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
0,4
40
rood
3
0,6
60
paars
5
1
100
:5
x100
:5
x100

Slide 29 - Slide

8.5: Verhoudingen
     Verf
blauw
2
0,4
40
rood
3
0,6
60
paars
5
1
100
:5
x100
:5
x100
Hoeveel procent van de verf is blauw?
En hoeveel procent van de verf is rood?
Dus 40% is blauw en 60 % is rood.

Slide 30 - Slide

Mirte maakt groene verf. Zij mengt daarvoor 3 delen blauw en 5 delen geel.
Hoeveel milliliter blauwe en gele verf heeft zij nodig om 1000 mL groene verf te maken.

Slide 31 - Open question

Huiswerk
Maken opgave 57, 60, 61, 67, 68 en 70

Slide 32 - Slide