1hv - Grammatica zd - opdracht 6 - bwb

Grammatica zinsdelen
Opdracht 6 - bijwoordelijke bepaling
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen
Opdracht 6 - bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Slide

De bijwoordelijke bepaling bestaat uit één woord of een woordgroepje. Deze bepaling geeft extra informatie over het gezegde. Het zinsdeel vertelt bijvoorbeeld wanneer iets gebeurt, waarom iets zo is, hoe laat iets gebeurt, waardoor iets gebeurt, hoe iets gebeurt, etc. Iedere bijwoordelijke bepaling is een apart zinsdeel.

Deze opdracht bestaat uit tien verschillende vragen over de bijwoordelijke bepaling.

Slide 2 - Slide

1. Op de grijze kaartjes staan voorbeelden van bijwoordelijke bepalingen (bwb). Waarover zeggen deze bwb's iets?
Plaats
Waar?
Tijd
Wanneer? Hoe lang?
Hulpmiddel
Waarmee?
Richting
Waarheen?
vorige week
met de fiets
naar de kapper
om 15.00 uur
in Woerden
met de auto
met een pen
bij de buren
al jaren

Slide 3 - Drag question

2. Op de grijze kaartjes staan voorbeelden van bijwoordelijke bepalingen (bwb). Waarover zeggen deze bwb's iets?
Maat
Hoeveel?
Hoe zwaar?
Manier waarop
Hoe?
Frequentie
Hoe vaak?
Doel 
Waarom?
liefdevol
wekelijks
om te sporten
65 kilo
meestal
samen
tien meter
om te eten
drie keer

Slide 4 - Drag question

3. Het onderstreepte zinsdeel is een bwb. Op welke vraag geeft deze bwb antwoord?
Morgen / krijg / ik / een nieuwe fiets.
A
Hoeveel?
B
Waarmee?
C
Waar?
D
Wanneer?

Slide 5 - Quiz

4. Het onderstreepte zinsdeel is een bwb. Op welke vraag geeft deze bwb antwoord?
Wij / gaan / ieder jaar / een maand / naar Frankrijk.
A
Hoe vaak?
B
Hoe lang?
C
Waarheen?
D
Waar?

Slide 6 - Quiz

5. Het onderstreepte zinsdeel is een bwb. Op welke vraag geeft deze bwb antwoord?
Wij / gaan / ieder jaar / een maand / naar Frankrijk.
A
Hoe vaak?
B
Hoe lang?
C
Waarheen?
D
Waar?

Slide 7 - Quiz

6. Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.

Ieder jaar gaan onze buren op de fiets naar de Veluwe.
Ieder jaar
gaan
onze buren
op de fiets
naar de Veluwe.
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
o
pv/wg
wg
lv
mv
bwb
Hoe vaak?
bwb
Waarmee?
bwb
Waarheen?

Slide 8 - Drag question

7. Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.

Wij hebben vorige week onze voordeur geschilderd met gele verf.
Wij
hebben
vorige week
onze voordeur
geschilderd
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
met gele verf.
o
pv/wg
wg
lv
mv
bwb
Hoe vaak?
bwb
Waarmee?
bwb
Wanneer?

Slide 9 - Drag question

8. Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.

Iedere woensdag gaan wij samen een ijsje kopen bij de ijswinkel.
Iedere woensdag
gaan
wij
samen
een ijsje
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
kopen
bij de ijswinkel.
o
pv/wg
wg
lv
mv
bwb
Hoe vaak?
bwb
Hoe?
bwb
Waar?

Slide 10 - Drag question

9. Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.

Verlegen bestelde de jongen een colaatje op het terras.
Verlegen
bestelde
de jongen
een colaatje
voor zijn vriendinnetje
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
op het terras.
o
pv/wg
wg
lv
mv
bwb
Hoe vaak?
bwb
Hoe?
bwb
Waar?

Slide 11 - Drag question

10. Sleep de kaartjes met zinsdelen naar het juiste zinsdeel.

Zullen we volgend jaar iedere dag naar de kermis gaan?
Zullen
we
volgend jaar
iedere dag
naar de kermis
Dit zinsdeel zit niet in deze zin.
gaan?
o
pv/wg
wg
lv
mv
bwb
Hoe vaak?
bwb
Wanneer?
bwb
Waarheen?

Slide 12 - Drag question