Les 82 Lastige verwijswoorden

Goedemorgen!
Je legt klaar (dicht):
- wisbordje / stift
- Boek Nieuw Nederlands
- schrift + pen

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
Je legt klaar (dicht):
- wisbordje / stift
- Boek Nieuw Nederlands
- schrift + pen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions




Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Lesdoel
Klaar?
- nakijken
- lezen
Vandaag:
- uitleg lastige verwijswoorden
- (zelfstandig) werken
- Windkracht12!


Je legt klaar (dicht):
- wisbord
- lesboek
- schrift + pen
- leesboek
hulp? check het eerst bij een groepsgenoot!
Ik kan op de juiste manier met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie verwijzen.

Slide 2 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Voorkennis
Vraag? wacht tot na de uitleg.
- Wat doen verwijswoorden in een zin?

- Welke verwijswoorden ken je al? 
Deze, die, dit en dat.
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Slide 3 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               










Vandaag:
- we bekijken hoe we werken met het boek
- we bekijken de taak
- instructie Lees- en luisterstrategieën
- opdrachten 1 en 2 doen we klassikaal
- opdrachten 4 en 5 maak je zelfstandig
- evaluatie





Je legt klaar:
- iPad in de aanslag (dicht)
- agenda
- 2 A4 schriften
- pen
Vraag? wacht tot na de uitleg.

Aan het eind van de uitleg kun je antwoord geven op:
Wanneer verwijs ik met hen of hun, dat of wat,  waarmee of met wie.
Kijk en luister naar de uitleg.

Slide 4 - Slide


Koen: §7, §8                       Robin: §8
Valente: §8                                               







Hun 
Je gebruikt het woord ‘hun’ als meewerkend voorwerp zonder 'aan':

Ik geef hun morgen een cadeau.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hun / hen
WAT MAG NOOIT!!!!  ‘hun’ als onderwerp of als lijdend voorwerp:

Hun zijn moe en gaan dus snel naar bed.
We nodigen hun uit om te komen eten.

Hen gebruik je als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.

De docent gaf hun (mv) een onverwachte overhoring. Ze riep hen (lv) naar voren.

Als zij weer te laat zijn, zal ik niet meer op (vz) hen wachten.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Ik ben gisteren met ... meegefietst en heb ... daarna getrakteerd op pizza.
A
hen/hun
B
hen/hen
C
hun/hen
D
hun/hun

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Vul het goede woord in:
Wij gaan eerder dan........
A
hen
B
hun
C
zij
D
hunnie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Eerst gingen we een stuk fietsen en daarna heb ik met ... gebarbecued.
A
hen
B
hun
C
ons
D
zij

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

dat of wat

Dat verwijst naar het-woorden.    Iwan won het toernooi. Dat verbaasde mij.


Wat verwijst naar:


- de woorden dat, datgene (Dat wat je nu doet, is levensgevaarlijk).

- de woorden alles, iets, niets, het enige (Het enige wat Jan doet, is gamen)

- overtreffende trap (Die film is het mooiste wat ik ooit gezien heb)

- een hele zin (Jari sport nooit, wat slecht is voor zijn conditie)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Het schilderij .... je hebt opgehangen, hangt scheef.
A
wat
B
dat

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Ik zie, ik zie ... jij niet ziet.
A
wat
B
dat

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Is dat alles ... we nodig hebben?
A
wat
B
dat

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Het werk ... hij op vrijdagmiddag bij de AH doet, levert niet veel op.
A
wat
B
dat

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Het boek ... hij aanprees, heb ik gekocht.
A
dat
B
wat

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

daar / waar + voorzetsel

(daarmee, waarover, waarvan, etc.)


verwijst naar dieren en dingen


Voorbeeld:

Het boek waarover je laatst vertelde, heb ik inmiddels gelezen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

voorzetsel + wie

bij mensen


Voorbeeld:

De klasgenote met wie ik het liefst samenwerk, heet Petra.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Mijn neef, ... ik gisteren geskypet heb, is vandaag jarig.
A
waarmee
B
met wie

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd
A
waarmee
B
met wie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De film, ... ik je laatst vertelde, staat nu ook op Netflix.
A
over wie
B
waarover

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag
       Opdr. 1-2-3   in je boek                          Samen nakijken      
        C6 - $5 238 -239
   Stillezen:   Slot Alert (Magister)             /        Windkracht12! Ik! Zij dus  (Magister)
        Cursus 6 - $5 
       Opdr. 4 -5 
timer
12:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

      Terugblik en vooruitblik
Terugblik
Je hebt geleerd met welke verwijswoorden je verwijst..   

Leer je woorden en oefen thuis met de SO-onderdelen (Junior Einstein)

Vooruitblik  
In de volgende les bereid je je voor op het SO..


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Stillezen
timer
10:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions