Write this down in your notebook:
Present simpleVorm:
+ I/you/we/you/they + hele werkwoord he/she/it + werkwoord+s
- persoon + don't/doesn't + hele ww.
? Do/does + persoon + hele ww.
Gebruik:
-als iets altijd, vaak, nooit, regelmatig, soms gebeurt
- feit
Signaalwoorden: always, never, often, sometimes, usually, normally, every day, every week
Present continuous
Vorm: am/are/is ww + ing
Gebruik: iets dat NU bezig is
Signaalwoorden: Look! , Listen! ,at the moment, right now.