Oefen toets water.

• nask
• Voortgezet speciaal onderwijs

Als water gaat koken, zie je eerst kleine belletjes ontstaan op de bodem.
Waaruit bestaan deze belletjes?

1. waterdamp
2. lucht

Gebruik de tabel. Hanneke verhit een bepaalde stof tot deze begint te koken. De temperatuur die ze dan meet, is 2467 °C.
Welke stof zou dit kunnen zijn?

1. Goud
2. ijzer
3. Butaan
4. aluminium

Als water kookt, zie je grote bellen naar boven komen.
Waaruit bestaan deze bellen?

1. waterdamp
2. lucht

Gebruik de tabel. Hanneke verhit een bepaalde stof tot deze begint te koken. De temperatuur die ze dan meet, is 78 °C.
Welke stof zou dit kunnen zijn?

1. ether
2. alcohol
3. water
4. aceton

In een koude winter moet je antivries toevoegen aan de ruitenwisservloeistof van de auto.
Waarom is dit verstandig?

1. om de ruiter schoner te krijgen
2. om het vriespunt van de vloeistof te verlagen

Wat gebeurt er met het vriespunt van water als je er zout aan toevoegt?

1. het vriespunt blijft het zelfde
2. het vriespunt wordt lager
3. het vriespunt wordt hoger

Wanneer verdampt water?

1. alleen als de zon schijnt
2. alleen als het kookt
3. bij elke temperatuur tussen 0 en 100 C

Als je water verhit, ontstaan er eerst kleine luchtbellen. Deze stijgen naar het oppervlak en verdwijnen.
Wanneer ontstaan deze luchtbellen?

1. vrij snel nadat je begonnen bent met verwarmen
2. als water bijna 100 C
3. als het water precies 100 C
4. er ontstaan voortdurend luchtbellen

Na enige tijd vormen zich geen luchtbelletjes meer. Als je dan doorgaat met verhitten,
ontstaan bellen met waterdamp. Deze ontstaan op de bodem, maar gaan kapot voor ze het oppervlak bereiken.

1. bijna 80 C
2. precies 80 C
3. bijna 100 C
4. precies 100 C

Het water kookt. Als je dan doorgaat met verwarmen:

1. gaat de temperatuur van het water verder omhoog
2. blijft de temperatuur van het water 100 C
3. gaat de temperatuur van het water weer omlaag

Als je water kookt, komt water in de:

1. vaste toestend
2. vloeibaartoestand
3. gasvormige toestand

Als het sneeuwt, is water in de:

1. vaste toestand
2. vloeibaar toestand
3. gasvormige toestand

Als het regent, is water in de:

1. vaste toestand
2. vloeibaar toestand
3. gasvormige toestand

Als het hagelt, is water in de:

1. vaste toestand
2. vloeibaar toestand
3. gasvormige toestand

Dauw bestaat uit water in de:

1. vaste toestand
2. vloeibaar toestand
3. gasvormige toestand

Wat kun je aan water toevoegen om het vriespunt te verlagen?

1. alleen zand
2. zand en zout
3. antivries en zand
4. zout en antivries

Rijpen is de fase-overgang van:

1. vloeibaar naar gasvormige
2. gasvormige naar vloeibaar
3. gasvormige naar vast
4. vloeibaar naar vast

Vervluchtigen is de fase-overgang van:

1. vast naar gasvormige
2. gasvormige naar vloeibaar
3. vloeibaar naar gasvormige
4. vloeibaar naar vast

De fase-overgang van: vast naar gasvormige is:

1. verdampen
2. smelten
3. vervlugtingen
4. stolen

Met welke fase-overgang heb je te maken:
als je je natte kleren laat drogen aan de waslijn?

1. vervluchtingen
2. condenseren
3. smelten
4. verdamden

Een dik pak sneeuw verdwijnt als de temperatuur boven 0 °C komt. Het gaat dan dooien.
Op en naast de sneeuw zie je waterplassen ontstaan.
Met welke fase-overgang heb je te maken als het dooit?

1. condenseren
2. smelten
3. stolen
4. verdampen

Waaruit bestaat de nevel die boven de weg zweeft?

1. waterdamp
2. druppeltjes water
3. rijp

Door welke fase-overgang zijn de wolkjes gevormd?

1. doordat druppeltjes water verdampt
2. doordat waterdamp gecondenseerd is

Het koffie-ijs wordt eerst fijngemalen voordat het de drukkamer ingaat. Uit de fijne korrels vervluchtigt het water sneller dan uit een grote klomp ijs

1. waar
2. niet waar