This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom allemaal!
Let op de volgende punten:
Pak je laptop erbij (lesson up app)
Schrift en pen voor aantekeningen
Mobiel in de tas!
Mooi! Dan gaan we beginnen!
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Herhaling Paragraaf 3.3: Kruisingen
Uitleg paragraaf 3.4: Stambomen
Zelfstandig werken aan opdrachten paragraaf 3.4
Slide 2 - Slide
Begrippencheck: Homo- en heterozygoot? Allel? Dominant en recessief?
Slide 3 - Open question
PKU is een erfelijke stofwisselingsziekte. Dit wordt onderzocht met bloed uit een hielprik bij pasgeboren baby's. Wanneer het kind PKU heeft zal het kind een speciaal dieet moeten volgen.
Twee ouders die beide gezond zijn hebben al een kindje met PKU. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind ook PKU heeft?
Slide 4 - Open question
Krullend haar (A) is dominant over stijl haar (a). Wat is de fenotypeverhouding in de F1-fase, bij de kruising: Aa * aa?
Slide 5 - Open question
Het ras de Manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte.
Wat is het genotype van een levende staartloze kat?
Slide 6 - Open question
Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels. Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.
Hoeveel procent van de nakomelingen van F2 is heterozygoot?
Slide 7 - Open question
Paragraaf 3.4: Stambomen
Slide 8 - Slide
Lesdoelen
1. Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
Ga na welk fenotype elk gezinslid heeft.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Voorbeeld
Schrijf bij de stamboom wat je nu al weet over het genotype van de andere gezinsleden.
Slide 13 - Slide
Voorbeeld
Stel het genotype vast van het kind met het afwijkende fenotype.
Slide 14 - Slide
Voorbeeld
Vul het genotype verder aan bij ieder gezinslid voor zover het kan.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Antwoord A
Slide 20 - Slide
Aan de slag!
Wat:
Paragraaf 3.4: opdrachten 1 t/m 6
Hoe:
Alleen of in tweetallen
Hulp nodig? Zoek het op in je boek of vraag om hulp
Klaar? Maak een samenvatting en een begrippenlijst van 3.4