Enkelvoudige en samengestelde zin / voegwoorden

Grammatica H2.7 Talent
enkelvoudige en samengestelde zinnen
onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Grammatica H2.7 Talent
enkelvoudige en samengestelde zinnen
onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden

Slide 1 - Slide

Doel


Je weet wat een enkelvoudige en samengestelde zin is.

Je weet wat onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden zijn.

Je kan deze herkennen.

Slide 2 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen. 

1. Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin:
           vb. Evelien  werkt bij de bakker.

2. Een zin met meer dan één persoonsvorm heet 
    een samengestelde zin: 
            vb.  Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
            vb.  Omdat Evelien graag koekjes bakt, werkt zij bij de                                 bakker.
 


Slide 3 - Slide

Even checken... 

Slide 4 - Slide

Een samengestelde zin heeft altijd één persoonsvorm.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met zes of meer kinderen.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 7 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor ouders.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 8 - Quiz

Waarom had ze dat eigenlijk gedaan ?
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 9 - Quiz

Ik zuchtte diep en liep dan weer verder.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 10 - Quiz

Hij vroeg me hoe ik dat boek op de kop getikt had.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

Samengestelde zinnen
In een samengestelde zin wordt vaak gebruik gemaakt van een voegwoord. Deze verbinden woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 
Er zijn 2 soorten voegwoorden : 
nevenschikkende  en onderschikkende voegwoorden

Slide 12 - Slide

 Nevenschikkende voegwoorden

Een nevenschikkend voegwoord verbindt gelijkwaardige delen.
Deze delen kun je los van elkaar gebruiken zodar dat de woordvolgorde van de delen in de zin verandert.

nevenschikkende voegwoorden:  en, of, maar en want (enkel deze 4)
vb. De trein heeft vertraging want er liggen blaadjes op de rails.

Slide 13 - Slide

Onderschikkende voegwoorden

Een onderschikkend voegwoord verbindt ongelijkwaardige delen.
Je kunt de delen niet los van het andere gebruiken zonder de woordvolgorde van de zin te veranderen.
onderschikkende voegwoorden:
als, aangezien, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, terwijl, toen, voordat, zodat, zodra, .....
vb. Morgen gaan we naar het strand tenzij het slecht weer is. 

Slide 14 - Slide

Schrijf de voegwoorden uit de volgende zinnen op.
 
Schrijf erachter of het een nevenschikkend of onderschikkend voegwoord is.




vb. 
De opzichter baalde ontzettend nadat de fundering niet goed bleek te zijn. 
nadat = ondersch. vw

Slide 15 - Slide

De dakdekker klimt voorzichtig naar boven, want het regent.

Slide 16 - Open question

De overvallers hadden niet in de gaten dat ze in de val werden gelokt.

Slide 17 - Open question

De vogels durfden niet bij de pinda’s te komen, omdat er een kat in de tuin liep.

Slide 18 - Open question

Zijn moeder betaalt zijn huur en ze koopt elke week boodschappen voor hem.

Slide 19 - Open question

De oude dames speelden rummikub terwijl ze wachtten op hun bezoek.

Slide 20 - Open question

Het concert gaat door als de keelontsteking van de zanger verdwenen is.

Slide 21 - Open question

Nevenschikkend voegwoord
Onderschikkend voegwoord
Maar
Omdat
Want
Of
Terwijl
En
Daarom
Mits

Slide 22 - Drag question