Oefentoets hoofdstuk 2 stoffen

Tanna wilt onderzoeken of een bepaalde stof suiker of zout is. Welke stofeigenschap kan ze dan het best onderzoeken?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Kleur
D
Smaak
1 / 51
next
Slide 1: Quiz
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tanna wilt onderzoeken of een bepaalde stof suiker of zout is. Welke stofeigenschap kan ze dan het best onderzoeken?
A
Brandbaarheid
B
Geur
C
Kleur
D
Smaak

Slide 1 - Quiz

Een vloeistof is helder en heeft geen kleur. Karel zegt: ''dan kan het water zijn''
A
Karel heeft gelijk
B
Karel heeft niet gelijk

Slide 2 - Quiz

Een vloeistof is helder en heeft geen kleur. Peter zegt: ''dan kan het icetea zijn''
A
Peter heeft gelijk
B
Peter heeft niet gelijk

Slide 3 - Quiz

Een vloeistof is helder en heeft geen kleur. Omar zegt: ''het kan ook alcohol zijn''
A
Omar heeft gelijk
B
Omar heeft niet gelijk

Slide 4 - Quiz

Hieronder staan 4 stofeigenschappen. Sleep de juiste stof naar de bekendste stofeigenschap. 
Zure smaak
Brandbaar

witte kleur
Zoete smaak
citroensap
Melk
Hout
chocola

Slide 5 - Drag question

Joran beschrijft een vloeistof. Hij zegt ''De vloeistof is bruin, je kunt erdoorheen kijken en je ziet allemaal bubbeltjes omhooggaan.''
A
De vloeistof is helder, dus het is een oplossing
B
De vloeistof is helder, dus het is een suspensie
C
De vloeistof is troebel, dus het is een oplossing
D
De vloeistof is troebel, dus het is een suspensie

Slide 6 - Quiz

Jantien gaat de muren van haar kamer verven. Ze gebruikt een blik verf waarmee een half jaar geleden de kamer van haar broer is geverfd. Het blik is nog halfvol. Kan Jantien meteen na het openen van het blik gaan verven?
A
Ja, want verf blijft altijd goed gemengd
B
Ja, want verf is een oplossing
C
Nee, want verf is een suspensie en die moet je eerst ontmengen
D
Nee, want verf is een oplossing en die moet je eerst roeren

Slide 7 - Quiz

Op de sportdag van school drinken Marloes en Marieke mineraalwater uit een plastic fles. Welke bewering over mineraalwater is waar?
A
Mineraalwater is een oplossing
B
Mineraalwater is een zuivere stof
C
Mineraalwater is troebel en kleurloos
D
Mineraalwater moet je voor het drinken eerst goed schudden

Slide 8 - Quiz

 
§1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Zuivere stof: Stof die slechts uit één soort stof bestaat.
Mengsel: Stof die uit meerdere soorten stoffen bestaat.
Mengsel
Zuivere stof

Slide 9 - Drag question

Herhaling
§1.2 Zuivere stoffen en mengsels
Een mengsel bestaande uit twee (of meer) stoffen. De opgeloste stof is volledig vermengd met het het vloeibare oplosmiddel.
Suspensie: Een vloeistof waarin een fijn verdeeld poeder zweeft.
Suspensie
Oplossing
Kenmerk: helder
Kenmerk: troebel

Slide 10 - Drag question

Geef aan of de volgende stoffen een zuivere stof of een mengsel is
Zuivere Stof
Mengsel
Limonade
Water
Suiker
Lucht
Cola
Koffie

Slide 11 - Drag question

Welk drankje is een suspensie?
A
Cola
B
Melk
C
Thee met suiker
D
Water

Slide 12 - Quiz

Sleep het woord naar het juiste gedeelte van de afbeelding
Residu
Filtraat

Slide 13 - Drag question

Koffiepoeder bevat verschillende stoffen die voor kenmerkende eigenschappen van de koffie zorgen. Dit zijn de _________. 
Deze stoffen worden met heet water uit de koffie getrokken. Dat heet _________.
De stoffen die niet in het water oplossen, blijven achter in het ________. 
De vers gezette koffie in de koffiepot noem je het _______. 
De vochtige koffieprut in het filter noem je het______
Extraheren
filter
Geur- kleur- en smaakstoffen
Residu
filtraat

Slide 14 - Drag question

1 kg is:
A
10 g
B
100 g
C
1000 g
D
10 000 g

Slide 15 - Quiz

De ruimte die een stof inneemt, noem je:
A
De massa
B
Het gewicht
C
Het volume

Slide 16 - Quiz

1 mL =
A
0,1cm3
B
1cm3
C
10cm3

Slide 17 - Quiz

Massa
Volume
mililiter
liter
weegschaal
kilogram
gram
maatbeker/maatcilinder

Slide 18 - Drag question

Een voorwerp is 10 cm lang, 4 cm breed en 1 cm hoog. Hoe groot is het volume van dit voorwerp?
A
0,4cm3
B
40cm3
C
4cm3
D
400cm3

Slide 19 - Quiz

De formule voor dichtheid is:
A
dichtheid = massa x volume
B
dichtheid = massa : volume
C
dichtheid = volume : massa

Slide 20 - Quiz

Dichtheid is een
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 21 - Quiz

Wat is het volume van dit voorwerp?
A
24cm3
B
12cm3
C
24g/cm3
D
12g/cm3

Slide 22 - Quiz

Anke doet het staafje in de maatcilinder. Wat is de eindstand?
A
50 mL
B
18 mL
C
68 mL
D
58 mL

Slide 23 - Quiz

Stelling: de dichtheid is een stofeigenschap
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is de formule voor het berekenen van dichtheid?
A
dichtheid=volumemassa
B
dichtheid=massavolume
C
massa=volumedichtheid
D
massa=dichtheidvolume

Slide 25 - Quiz

Welke heeft de kleinste dichtheid?
A
aluminium
B
glas
C
keukenzout
D
perspex

Slide 26 - Quiz

Wat is de dichtheid van dit voorwerp?
A
27g/cm3
B
2,7g/cm3
C
10g/cm3
D
0,37g/cm3

Slide 27 - Quiz

Wat is de dichtheid van dit voorwerp?
A
9,0g/cm3
B
8,9g/cm3
C
0,11g/cm3
D
80g/cm3

Slide 28 - Quiz

Wat is de dichtheid van dit van het schaakstuk?
A
1,5g/cm3
B
0,7g/cm3
C
10,5g/cm3
D
0,1g/cm3

Slide 29 - Quiz

Welke heeft de grootste dichtheid?
A
A
B
B

Slide 30 - Quiz

Wat is de massa van de vloeistof die in de maatcilinder zit?
A
12,2 g
B
68,4 g
C
56,2 g
D
80,6 g

Slide 31 - Quiz

Welke formule hoort bij de onderdompelmethode
A
Volume = eindstand -beginstand
B
Volume = beginstand - eindstand
C
Volume = eindstand + beginstand
D
Volume = beginstand / eindstand

Slide 32 - Quiz

beginstand: 15 mL
eindstand: ? mL
Wat is het volume van de steen?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 33 - Quiz

ONDERDOMPELEN:
beginstand = 15 mL
eindstand = 24 mL
Volume = ?
A
24cm3
B
15cm3
C
9cm3
D
39cm3

Slide 34 - Quiz

Herhaling: Hoe bereken je de dichtheid van een voorwerp
A
dichtheid = massa x volume
B
dichtheid = massa : volume
C
dichtheid = volume : massa
D
dichtheid = eindstand - beginstand

Slide 35 - Quiz

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
A
9 ml3
B
9 dl3
C
9 cm3
D
9 dm3

Slide 36 - Quiz


Massa is een...
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 37 - Quiz

De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram

Slide 38 - Quiz

Massa

is een stofeigenschap
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

de onderdompelmethode.
Wat heb je nodig?
A
maatcilinder, water vullen, aflezen beginstand, blokje rustig er in laten glijden en eindstand aflezen
B
maatcilinder, water vullen, aflezen beginstand, blokje er in gooien en eindstand aflezen

Slide 40 - Quiz

Welke formule hoort bij de onderdompelmethode
A
Volume = eindstand -beginstand
B
Volume = beginstand - eindstand
C
Volume = eindstand + beginstand
D
Volume = beginstand / eindstand

Slide 41 - Quiz

De ruimte die een hoeveelheid vloeistof inneemt, noem je:
A
de massa
B
Het gewicht
C
Het volume

Slide 42 - Quiz

Eenheid
Grootheid
Meter
Lengte
Temperatuur
Graden Celcius
Seconde
Tijd

Slide 43 - Drag question

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare

Slide 44 - Drag question

Stelling: Een suspensie is een mengsel van een vloeistof en een vaste stof
A
ja
B
nee

Slide 45 - Quiz

Wanneer je een vaste stof van een vloeistof scheidt heet dat...
A
Oplossen
B
Mengen
C
Suspensie
D
Filteren

Slide 46 - Quiz

Als ik de hoeveelheid meel voor een cake-mix wil afmeten gebruik ik een...
A
maatcilinder
B
weegschaal
C
maatbeker
D
mijn gevoel

Slide 47 - Quiz

Ik weet hoe ik moet leren voor mijn proefwerk van NOVA
A
Ja
B
Nee

Slide 48 - Quiz

Wat vond je van deze manier van leren?
A
Dit moeten we nog eens doen!
B
Geef mij maar gewoon uitleg met PowerPoint
C
PowerPoint of LessonUp; het maakt mij niet uit

Slide 49 - Quiz

De oefentoets is nu klaar, hoe denk je het gedaan te hebben?
0 is heel slecht, 100 is alles goed.
0100

Slide 50 - Poll

En ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 51 - Poll