4/3/2024 - V2C - Herhalingsles

Herhalingsles Zinsontleding
V2C
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhalingsles Zinsontleding
V2C

Slide 1 - Slide

Planning
> Leerdoelen
> Opfrissen theorie
> Zelfstandig aan de slag
> Afronden zinsdelen d.m.v. Blooket

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
R: Ik kan de basisregels zinsontleding (Pv, Wwg, Ond, Lv, Mv en Bwb) uitleggen.
R: Ik kan het verschil tussen het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde uitleggen.
R: Ik kan het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende zin uitleggen.
T: Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
T: Ik kan de zinsdelen (Pv, Wwg, Ond, Lv, Mv en Bwb) in een zin benoemen.
T: Ik kan het naamwoordelijk gezegde (Nwg) in een zin benoemen.
T: Ik kan lijdende zinnen bedrijvend maken en andersom.

Slide 3 - Slide

Hoe ontleed je een zin?

Slide 4 - Mind map

Hoe ontleed je een zin?
> Zoek de persoonsvorm.
> Plaats steeds een zo groot mogelijke groep woorden voor de persoonsvorm.
> Iedere groep is een zinsdeel.

Slide 5 - Slide

Wat is het verschil tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde?

Slide 6 - Mind map

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin
Zegt iets over wat het onderwerp doet


Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde = Alle werkwoorden uit de zin + een naamwoordelijk deel
Eén van de werkwoorden is een koppelwerkwoord.
Zegt iets over hoe of wat het onderwerp is

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende zin?

Slide 9 - Mind map

Bedrijvende & Lijdende zinnen
       Bedrijvende zinnen zijn actief
                   (het onderwerp doet de actie)

        Lijdende zinnen zijn passief
                   (het onderwerp ondergaat de actie)
                   (Het lijdend voorwerp uit de bedrijvende zin, wordt                               onderwerp in de lijdende zin.)

Slide 10 - Slide

Vragen?
- Zinsdelen
- Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
- Bedrijvende en lijdende zinnen

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Wat
Lesson-Up van 20 vragen
Hoe
Via de laptop, zachtjes overleggen
Hulp
Vinger opsteken bij vragen
Tijd
Tot 13:30 uur
Uitkomst
Alle theorie herhaald in opdrachten
Klaar?
Verder oefenen (CambiumNed / Blink)

Slide 12 - Slide

Toets donderdag 7-3
Leerdoelen
R: Ik kan de basisregels zinsontleding (Pv, Wwg, Ond, Lv, Mv en Bwb) uitleggen.
R: Ik kan het verschil tussen het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde uitleggen. 
R: Ik kan het verschil tussen een bedrijvende en een lijdende zin uitleggen.
T: Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.
T: Ik kan de zinsdelen (Pv, Wwg, Ond, Lv, Mv en Bwb) in een zin benoemen.
T: Ik kan het naamwoordelijk gezegde (Nwg) in een zin benoemen.
T: Ik kan lijdende zinnen bedrijvend maken en andersom.

Slide 13 - Slide