SO 5.3 en 5.4

SO 5.3 en 5.4
1 / 10
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

SO 5.3 en 5.4

Slide 1 - Slide

PTC is een grappige stof. Mensen met het allel B kunnen dit proeven, het is een hele vieze bittere stof. Mensen met allel b kunnen het niet proeven. Wat is de kans dat twee heterozygote ouders een kind krijgen dat PTC kan proeven?
EASY

Slide 2 - Open question

De stamboom hiernaast geeft de overerving van de erfelijke ziekte Tyrimeti weer in een gezin. Tyrimeti wordt veroorzaakt door een recessief allel a. In de stamboom wordt met zwart aangegeven welke personen leiden aan Tyrimeti. Wat is het genotype van de ouders?
EASY

Slide 3 - Open question

Bij beren bij beren zijn twee allelen bekend die de vachttype bepalen. Er is sprake van een intermediaire eigenschap. Er zijn drie mogelijke fenotypes, beren met een ruwe vacht, beren met een gladde vacht en beren met semi-ruwe vacht. Twee beren met een semi-ruwe vacht krijgen jongen. Wat is de verwachte fenotype verhouding van de jongen?
EASY

Slide 4 - Open question

Of ratten een krul in de staart hebben wordt bepaald door het x-chromosomale gen X(A). Als het dominante allel voor een krulstaart ontbreekt is er sprake van een letale factor. Een mannetjesrat en een heterozygoot vrouwtjesrat krijgen 18 nakomelingen. Hoeveel nakomelingen zijn vrouwtjes verwacht je?
MEDIUM

Slide 5 - Open question

Kleurenblindheid is een recessief x-chromosomale eigenschap. 1 op de 25 vrouwen is draagster van dit allel. Een kleurenblinde man krijgt een kind met een willekeurige vrouw. Wat is de kans dat dit stel een kleurenblinde zoon krijgen?
MEDIUM

Slide 6 - Open question

Een bepaalde vorm van nachtblindheid bij de mens wordt door een recessief X-chromosomaal allel veroorzaakt. In de afbeelding hieronder staan 4 stambomen. Welke stamboom kan de overerving van deze vorm van nachtblindheid in een familie juist weergeven?
MEDIUM
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz

Een vrouw met de bloedgroep AB krijgt een kind met een man met bloedgroep A. Men weet niet zeker of de man heterozygoot of homozygoot is. Wat is de kans dat het kind bloedgroep A heeft?
HARD

Slide 8 - Open question

Bij radijsjes worden zowel de vorm als de kleur erfelijk bepaald. De kleur kan rood, paars of wit zijn. De vorm kan lang, ovaal of rond zijn. Het fenotype paars/ovaal is een intermediair fenotype. Een kweker voert de volgende kruisingen uit:
kruising A: planten met rode, ronde radijs x planten met witte, ovale radijs,
kruising B: planten met rode, lange radijs x planten met witte, ronde radijs,
kruising C: planten met paarse, ronde radijs x planten met paarse, lange radijs,
kruising D: planten met paarse, ovale radijs x planten met paarse, ovale radijs.
Uit elke kruising ontstaan evenveel nakomelingen.
Bij welke van deze kruisingen ontstaan de meeste nakomelingen met paarse, ovale radijsjes?

HARD
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quiz

Een gekoppelde dihybride kruising met 2 cavia's: AaBb x AaBb
A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad. De allelen A en b zijn gekoppeld en de allelen a en B zijn gekoppeld.

Geef aan In de F1 is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
HARD

Slide 10 - Open question