This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
A4 woensdag 10 februari 2021
Slide 1 - Slide
Planning 10/2:
- les devoirs = ex. 8
- aanwijzend vnw (theorie) + oef.
- ex. 9 (LIRE)
Slide 2 - Slide
Ex. 8 (bespreken)
Slide 3 - Slide
Schema aanwijzende voornaamwoorden
(NL: die/ deze/ dat)
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:
Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc
Slide 4 - Slide
Voorbeelden:
1. Mannelijk: le chien= de hond------->ce chien =deze/die hond
(stomme h of klinker: l'hôtel--------->cet hôtel)=dit/dat hôtel
2. Vrouwelijk: la fille= het meisje----->cette fille=dit/dat meisje
3. Meervoud: in alle gevallen--------->ces filles, ces chiens
Slide 5 - Slide
Maak de volgende slides.
Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
Slide 6 - Slide
dit/dat restaurant = .......restaurant
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet
Slide 7 - Quiz
deze/die mensen = ...... gens
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 8 - Quiz
dit/dat hotel = ...... hôtel (m)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 9 - Quiz
dit/dat meisje=.......fille
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 10 - Quiz
deze/die vriendinnen= .....copines
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 11 - Quiz
dit/dat boek=..........livre
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 12 - Quiz
Nu: verder met de tekst p.13/ ex. 9 p.14
Tip: Het is belangrijk - zeker op het eindexamen - om veel woorden te kennen en te herkennen. Ken je een woord niet, probeer dan mbv de context de betekenis te raden. Lukt dat niet? Pak dan alleen een woordenboek als je denkt dat het woord echt heel belangrijk is voor het beantwoorden van de vraag.