SO_1H_1.1 Stoffen en 1.2 Mengsels_meerkeuze

Een stofeigenschap is een eigenschap
A
waaraan je stoffen kunt herkennen
B
waar je stoffen van elkaar kunt onderscheiden
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout
1 / 37
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Een stofeigenschap is een eigenschap
A
waaraan je stoffen kunt herkennen
B
waar je stoffen van elkaar kunt onderscheiden
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout

Slide 1 - Quiz

Welk van de genoemde woorden is geen stofeigenschap?
A
Geur
B
Kleur
C
Smaak
D
Neus

Slide 2 - Quiz

Geef een andere naam voor een gevarensymbool.
A
Pictogram
B
Kilogram
C
Instagram
D
Fotogram

Slide 3 - Quiz

Bij welke eigenschap moet je onderzoek doen?
A
Smaak
B
Oplosbaarheid
C
Geur
D
Kleur

Slide 4 - Quiz

Welke stof is geen schoonmaakmiddel?
A
Chloorbleekmiddel
B
Butaan
C
Ammonia
D
Azijn

Slide 5 - Quiz

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Licht ontvlambaar
B
Giftig
C
Irriterend
D
Corrosief

Slide 6 - Quiz

Waarom was de achtergrond van een pictogram oranje?
A
Omdat het mooi staat
B
Geen van de antwoorden is juist
C
Beide antwoorden zijn juist
D
Dan valt het direct op

Slide 7 - Quiz

Bij welke stofeigenschap maak je niet direct gebruik van je zintuigen?
A
Smaak
B
Geur
C
Kleur
D
Oplosbaarheid

Slide 8 - Quiz

Wat is geen veiligheidsmaatregel voor iemand die met corrosieve gootsteenontstopper werkt?
A
Handschoenen aandoen
B
Veiligheidsbril dragen
C
Beschermde kleding
D
Haarnetje op

Slide 9 - Quiz

Welke stofeigenschap is hiernaast afgebeeld?
A
fase
B
oplosbaarheid
C
kookpunt
D
brandbaarheid

Slide 10 - Quiz

Welk begrip hoort niet bij de fase van een stof?
A
Vast
B
Plasma
C
Gas
D
Vloeibaar

Slide 11 - Quiz

Welk woord is geen zintuig?
A
Geur
B
Mond
C
Oren
D
Ogen

Slide 12 - Quiz

Welk item staat normaal gesproken niet op het etiket van gevaarlijke stoffen?
A
Om welke stof het gaat
B
Wat de concentratie is
C
Een waarschuwing in woorden
D
Hoe je aan de stof moet ruiken

Slide 13 - Quiz

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Milieugevaarlijk
B
Giftig
C
Corrosief
D
Explosief

Slide 14 - Quiz

Wat is geen veiligheidsmaatregel voor iemand die vetvlekken uit een broek haalt met wasbenzine?
A
Handschoenen aan
B
Werken in ruimte die goed is geventileerd
C
Buiten gaan werken
D
Vuur in de buurt uitdoen

Slide 15 - Quiz

Welke stofeigenschap behoort tot een andere groep?
A
Dichtheid
B
Kleur
C
Brandbaarheid
D
Smeltpunt/kookpunt

Slide 16 - Quiz

Wat geven H(R)-zinnen aan?
A
Geen van de antwoorden is juist
B
Voor welk gevaar je moet oppassen
C
Welke veiligheidsmaat-regelen je moet nemen
D
Voor welke stoffen je moet oppassen

Slide 17 - Quiz

In welk rijtje staat een eigenschap die er niet bij hoort?
A
Fase, brandbaarheid, kookpunt
B
Kleur, smaak, fase
C
Geur, kleur, smaak
D
Oplosbaarheid, dichtheid, smeltpunt

Slide 18 - Quiz

Welke zin is geen P(S)-zin?
A
Niet roken
B
Bij inslikken een arts raadplegen
C
Licht ontvlambaar
D
Buiten bereik van kinderen bewaren

Slide 19 - Quiz

Wat betekend het gevarensymbool hiernaast?
A
Giftig
B
Schadelijk
C
Oxiderend
D
Explosief

Slide 20 - Quiz

Waaraan kun je een oplossing herkennen?
A
Een oplossing is troebel
B
Een oplossing is helder

Slide 21 - Quiz

Welke stof bestaat niet uit 1 soort molecuul?
A
zout
B
aceton
C
suiker
D
spiritus

Slide 22 - Quiz

Bij extraheren scheid je de stoffen op grond van .....
A
Deeltjesgrootte
B
Kookpunt
C
Brandbaarheid
D
Oplosbaarheid

Slide 23 - Quiz

Welke woorden horen bij elkaar?
A
suspensie-troebel-residu
B
oplossing-troebel-helder
C
suspensie-helder-residu
D
oplossing-filtraat-troebel

Slide 24 - Quiz

Welk mengsel van stoffen kun je niet extraheren?
A
suiker en zout
B
zand en suiker
C
koolstof en suiker
D
hout en zout

Slide 25 - Quiz

Bij filtreren scheid je de stoffen op grond van .....
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Brandbaarheid
D
Oplosbaarheid

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we de vaste stof die in het filter achter blijft?
A
Achterblijfsel
B
Filtraat
C
Residu
D
Doorzichtige vloeistof

Slide 27 - Quiz

Welke twee stoffen kun je niet scheiden met de scheidings-
methode filtreren?
A
zand en water
B
hout en water
C
suiker en water
D
koolstof en water

Slide 28 - Quiz

In welk rijtje staat geen zuivere stof?
A
koper-suiker-aceton
B
aceton-spiritus-zout
C
alcohol-kwik-ammonia
D
gips-motorolie-krijt

Slide 29 - Quiz

Hoe noemen we de vloeistof waarin een vaste stof oplost?
A
Opgeloste stof
B
Oplossing
C
Oplosbaarheid
D
Oplosmiddel

Slide 30 - Quiz

Geef een andere naam voor alcohol.
A
Aceton
B
Ethanol
C
Ammonia
D
Ethaanzuur

Slide 31 - Quiz

Bereken het volume van een balk van 2 cm bij 3 cm bij 0,1 dm
A
0,6 dm3
B
6 cm3
C
0,6 cm3
D
6 dm3

Slide 32 - Quiz

Bereken het volume van een cilinder met straal 3 cm een hoogte 2 cm.
A
6 cm3
B
56 cm3
C
18 cm 3
D
36 cm3

Slide 33 - Quiz

Bereken de hoogte van een cilinder met een grondvlak van 6 cm2 en volume van 30 cm3
A
0,2 cm
B
180 cm
C
5 cm2
D
5 cm

Slide 34 - Quiz

Wat is de formule voor dichtheid
A
massa x Volume
B
Volume / massa
C
massa / Volume

Slide 35 - Quiz

Aluminium heeft een dichtheid van 2,7 g / cm3. Stel ik heb 8,1 gram bereken het volume van het blokje.
A
3 cm3
B
0,33 cm3
C
21,9 cm3

Slide 36 - Quiz

Bereken de massa van een koperen blokje van 4,3 cm3. De dichtheid is 8,6 g/cm3. Bereken de massa.
A
0,5 gram
B
2,0 gram
C
37 gram

Slide 37 - Quiz