U4 LSJ 1MH grammaireI .2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Bienvenue 

Objectifs :

• Ik kan het onregelmatige werkwoorden aller goed gebruiken.
• Ik kan in het Frans zeggen waar ik of anderen naartoe gaan en aangeven dat er binnenkort iets gaat gebeuren.

Tu as besoin de: livre, stylo, ordinateur

Programme:

• Quizlet live
• Exercices dans le livre (keuze opdracht) 
• Jeu: tu vas où ? 
• Devoirs

Quizlet live (google "quizlet live" of klik hier)

📚 Menu au choix, p. 43: choisis 8G, 8H ou 8I (havo = 8H of 8I)

8G

1. Tu vas en vacances en France ?
2. Nous allons au cinéma.
3. Je vais faire du shopping au centre-ville.
4. Ellesvont jouer au tennis.
5. Oscar va à Lille avec ses copains.

8H

1. Nous allons jouer au foot dans le jardin. (wij gaan)
2. Louise et Lina vont faire des courses. (Louise en Lina gaan)
3. Aujourd'hui, tu vas faire tes devoirs. (jij gaat)
4. Vous allez à la boulangerie au village. (jullie gaan)
5. Gabriel va habiter au deuxième étage. (Gabriel gaat)

8I (exemple)

1. Je vais parler avec des amis.
2. Nous allons jouer au basket.
3. Vous allez manger un hamburger.
4. Ils vont rentrer en car scolaire.
5. Tu vas faire du shopping au centre-ville.

🗣Jeu avec la classe (on parle seulement en français!)

• Iedereen heeft blauwe kaarten (pers. vnw., vraag) en gele kaarten (bestemming, antwoord).

• Persoon A vraagt aan de ander waar zij/hij/wij/jullie (afhankelijk van het pers. vnw. op de blauwe kaart) gaat/gaan. Persoon B antwoordt met de bestemming die op een van zijn/haar gele kaarten staat.
  Daarna, wisselen jullie van rol/kaarten/partner. 

• Op de achterkant van elke kaart vind je hulp (indien nodig):
  Blauwe kaart: de juiste vorm van 'aller' voor zowel de vraag als het antwoord.
  Gele kaart: vertaling van de bestemming en hulp met de voorzetsels 'à la', 'au', 'à l''.
  Ondersteun elkaar! Help elkaar met uitleg of correcties waar nodig.

• Wissel regelmatig van kaarten en gesprekspartner om verschillende combinaties te oefenen.

• Extra challenge: voeg een vervoermiddel toe aan je antwoord (en/à + vervoersmiddel)

exemple

Vous allez où ? (of: où alllez vous?)

Nous allons à l'école (à pied).

On va à l'école (en bus).

Je vais à l'école (à vélo).

La poutine = plat canadien typique 

Komt uit "pudding"

In Québec Frans, la poutine betekent ook rommel, rotzooi

Ik kan het onregelmatige werkwoorden aller goed gebruiken.

Ik kan in het Frans zeggen waar ik of anderen naartoe gaan en aangeven dat er binnenkort iets gaat gebeuren.

Devoirs

• Herhaal apprendre 1 t/m 3 p. 35-36
• En ligne, maak « oefen je uitspraak : pilot » (unité 4 > 4.4 écouter > oefen je uitspraak…
  

Semaine prochaine = écouter

week 23: SO apprendre 1 t/m 4 + avoir et être!

🎯

📔