5 Oefeningen Interpreteren van diagrammen van gegroepeerde numerieke gegevens

Oefening 1

De gegevens van een onderzoek naar de massa, in kg, van de zesde jaars in een school werden verwerkt in het ogief op de volgende slide.

Hoeveel procent van de leerlingen weegt minder dan 68 kg?

Hoeveel leerlingen wegen tussen 76 kg en 85 kg?

Vanaf welke massa behoort een leerling tot het zwaarste kwart?

Oefening 2

Aan 100 jongeren werd gevraagd hoeveel zakgeld ze per maand krijgen. Het resultaat van dit onderzoek kan je zien in het histogram op de volgende slide.

Geef de modale klasse.

Hoeveel jongeren krijgen tussen de 30 en 40 euro zakgeld?

Hoeveel procent van de jongeren krijgt minder dan 10 euro zakgeld?

Oefening 3

Tijdens het medisch onderzoek meet de verpleegster de lichaamslengte. De frequentiepolygoon toont de lichaamslengte van een groep jongens.

Hoeveel jongens werden tijdens het onderzoek gemeten?

Hoeveel jongens zijn kleiner dan 170 cm?

Hoeveel procent van de jongens met 190 cm of meer?

Oefening 4

In een postkantoor houdt men de wachtlijsten aan het loket bij. Het diagram geeft een overzicht van die wachttijden.

Hoe noem je deze grafische voorstelling?

Hoeveel procent van de mensen moet minder dan vijf minuten wachten aan het loket?

Hoeveel procent van de mensen moet acht minuten of meer wachten aan het loket?

Voor hoeveel procent van de mensen bedraagt de wachttijd drie tot zes minuten?

Oefening 5

Aan alle leerlingen van het vierde jaar van een school werd gevraagd hoe ver ze van school wonen.

Hoeveel leerlingen zitten er in die school in het vierde jaar?

Hoeveel leerlingen wonen op minder dan 10 km van school?

Hoeveel leerlingen wonen op 12 km of verder van school?

Hoeveel leerlingen wonen op een afstand van 6 tot 10 km van school?

Hoeveel procent van de leerlingen woont op minder dan 4 km van school?

De veertig leerlingen van het vierde jaar die het dichtst bij school wonen, wordt gevraagd deel te nemen aan een enquête. In die enquête vraagt men ook hoe ver de leerlingen van school wonen. Tot welke klasse behoort dan de leerling die het verst van school woont?