Tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd (tt)

1. Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
2. Hoe werkt de spellingsregel met de pv in de tt?
3. Enkele oefenvoorbeelden
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Tegenwoordige tijd (tt)

1. Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
2. Hoe werkt de spellingsregel met de pv in de tt?
3. Enkele oefenvoorbeelden

Slide 1 - Slide

De pv vind je als volgt:
1. Zet de zin in een andere tijd. De pv verandert dan:
Ik loop -> Ik liep
2. Zet het onderwerp in het meervoud. De pv verandert dan:
Ik loop -> Wij lopen
3. Maak de zin vragend. De pv komt dan vaak vooraan te staan:
Ik loop -> Loop ik?

Slide 2 - Slide

Wat is in de volgende zin de pv?

Jullie zouden dat kunnen gaan proberen
A
zouden
B
kunnen
C
gaan
D
proberen

Slide 3 - Quiz

Wat is in de volgende zin de pv?

Waarom moeten we dat eigenlijk leren?
A
Waarom
B
moeten
C
we
D
leren

Slide 4 - Quiz

Let op:
Je kunt de pv dus niet altijd vinden door de zin vragend te maken. Dat kan niet als de zin begint met een vraagwoord, of als de zin meerdere persoonsvormen bevat. Je kunt dan wel de tijd- of getalsproef gebruiken.

Slide 5 - Slide

Wat zijn in de volgende zin de persoonsvormen?

Omdat we heel graag uit eten gaan, moeten we vaak langer rijden om nog nieuwe restaurants te kunnen bezoeken.
A
eten en gaan
B
gaan en moeten
C
moeten en rijden
D
rijden en kunnen

Slide 6 - Quiz

Wat zijn in de volgende zin de persoonsvormen?

Waarom lijkt het jou een goed idee om zulk vreemd gedrag te vertonen dat zelfs je vrienden je inmiddels mijden?
A
lijkt en vertonen
B
vertonen en vrienden
C
vrienden en mijden
D
lijkt en mijden

Slide 7 - Quiz

De spelling van de pv in de tt:
Eigenlijk heb je hierbij maar één spellingsregel nodig: hoor je een t, dan schrijf je een t. Het enige probleem is dat er werkwoorden zijn waarbij je dat niet kunt horen. Dat zijn werkwoorden met een stam die eindigt op een d. Voorbeelden daarvan zijn: raden, vinden, worden, branden.

Slide 8 - Slide

De spelling van de pv in de tt:
In dergelijke gevallen kun je het woord vervangen door een woord waarbij je de eventuele t wél kunt horen:

Ik vraag me af wat jij vindt.

Ik vraag me af wat jij maakt.

Slide 9 - Slide

De spelling van de pv in de tt:
In dergelijke gevallen kun je het woord vervangen door een woord waarbij je de eventuele t wél kunt horen:

Word je er zelf niet hartstikke moe van?

Maak je er zelf niet...

Slide 10 - Slide

Dus:
Staat de zin in de tegenwoordige tijd, zoek dan de persoonsvorm(en). Bepaal vervolgens per persoonsvorm of je wel of geen t schrijft.

Dat is eigenlijk alles.

Slide 11 - Slide

Vervoeg de persoonsvormen die tussen haakjes staan. Plaats tussen je antwoorden een komma. Bijvoorbeeld:

Waarom (lijken) het jou een goed idee om zulk vreemd gedrag te vertonen dat zelfs je vriendin je inmiddels (mijden)?

Antwoord:

lijkt, mijdt

Slide 12 - Slide

Ik (vinden) dat de coach de spelregels duidelijk (uitleggen).

Slide 13 - Open question

Hij (worden) vast heel oud, want hij (bewegen) bijzonder veel.

Slide 14 - Open question

(Besteden) er niet te veel aandacht aan, want het (worden) toch weer een drama.

Slide 15 - Open question

Sinds hij muziek (streamen), (downloaden) hij nooit meer wat illegaal.

Slide 16 - Open question

Kortom:
1. Staat de zin in de tegenwoordige tijd?
2. Wat is/zijn de persoonsvorm(en)?
3. Hoor je een t, dan schrijf je een t. Kun je dat verschil niet horen, vergelijk het geval dan met een woord waarbij je dat verschil wel hoort.

Slide 17 - Slide