This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Laatste bijeenkomst
Slide 1 - Slide
KennisQuiz!
Slide 2 - Slide
Wat is sinds 1 augustus 2021 verplicht voor scholen in het kader van burgerschapsonderwijs?
A
Elke leerling moet lid worden van de leerlingenraad
B
Scholen moeten een samenhangend aanbod bieden gericht op de basiswaarden van de democratische rechtsstaat
C
Burgerschapsonderwijs mag alleen in projectvorm worden gegeven
D
Leerlingen moeten een eed van trouw afleggen
Slide 3 - Quiz
Wat zegt de wet niet? Er moet...
A
...een visie zijn
B
...een lesmethode burgerschap zijn
C
...doelgericht aanbod zijn
D
...samenhang zijn
Slide 4 - Quiz
In welke wet is burgerschapsonderwijs wettelijk verankerd?
A
De Grondwet
B
De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO)
C
De Leerplichtwet
D
De Onderwijsinspectiewet
Slide 5 - Quiz
Waarom is de wet op burgerschapsonderwijs aangescherpt in 2021?
A
Omdat leerlingen te weinig economische kennis hadden
B
Vanwege maatschappelijke zorgen over polarisatie, extremisme en integratie
C
Omdat er te veel lesmethoden waren
D
Door druk vanuit Europa
Slide 6 - Quiz
Wat is de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij burgerschapsonderwijs?
A
Ze geven les op scholen
B
Ze ontwikkelen lesmethodes
C
Ze toetsen of scholen een samenhangend aanbod hebben dat bijdraagt aan de burgerschapsopdracht
D
Ze houden alleen toezicht op financiën (basisvaardigheden-subsidie)
Slide 7 - Quiz
Burgerschap zou moeten gaan over zeggenschap ipv zelfredzaamheid. Van wie is dit een uitspraak?
A
Bram Eidhof
B
Piet van der Ploeg
C
Hessel Nieuwelink
D
Gert Biesta
Slide 8 - Quiz
Wie is eigenlijk Piet van der Ploeg
A
B
C
D
Slide 9 - Quiz
Burgerschap draait volgens de wet vooral om het overdragen van kennis over de democratie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Er moet aandacht zijn voor de democratische basiswaarden. Welke zijn dit?
A
Vrijheid, diversiteit en gelijkwaardigheid
B
Gelijkwaardigheid, solidariteit en diversiteit
C
Vrijheid, solidariteit en onafhankelijkheid
D
Vrijheid, solidariteit en gelijkwaardigheid
Slide 11 - Quiz
Mag een school haar eigen invulling geven aan burgerschapsonderwijs?
A
Nee, het curriculum is landelijk vastgelegd
B
Ja, mits het voldoet aan wettelijke kaders en kerndoelen
C
Alleen als de gemeente toestemming geeft
D
Alleen met goedkeuring van de ouders
Slide 12 - Quiz
Wat wordt bedoeld met ‘sociale cohesie’?
A
Een economische term voor gelijkheid
B
Samenhang en verbondenheid tussen mensen in een samenleving
C
Het tegenovergestelde van diversiteit
D
De wet die sociale regels bepaalt
Slide 13 - Quiz
Wat is géén expliciet doel van burgerschapsonderwijs volgens de wet?
A
Leren functioneren in een democratische rechtsstaat
B
Bevorderen van economische zelfstandigheid
C
Leren omgaan met diversiteit
D
Actieve participatie in de samenleving stimuleren
Slide 14 - Quiz
Hoe belangrijk zijn de kerndoelen op dit moment?
A
Heel belangrijk
B
Totale onzin, die kerndoelen
C
Nog niet heel belangrijk maar goed om in je achterhoofd te houden
Slide 15 - Quiz
Waarom is inzicht in jouw leerlingpopulatie belangrijk voor het vormgeven van burgerschap?
A
Dat wil de inspectie zien
B
Zo weten we precies hoe we ze betere burgers kunnen maken
C
Het geeft je antwoord op wat je nodig hebt een oefenplaats te zijn
D
Om te kijken of ze links genoeg zijn
Slide 16 - Quiz
Het is belangrijk om een uitgebreide visie op papier te hebben
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Wie is er verantwoordelijk voor burgerschap op jouw school?
A
De beleidsmedewerker onderwijs van de stichting
B
De coördinators op locatie
C
De directie van de scholen
D
Al het personeel
Slide 18 - Quiz
Wat wordt bedoeld met 'schoolcultuur' in relatie tot burgerschap?
A
Het type muziek dat op
school wordt afgespeeld
B
De formele lesmethode van de school
C
De waarden, omgangsvormen en sfeer op school die burgerschap kunnen versterken
D
Alleen het beleid van de schoolleiding
Slide 19 - Quiz
Wat wordt bedoeld met de school als ‘oefenplaats’ voor burgerschap?
A
Een plek waar leerlingen vooral theoretische kennis opdoen over staatsinrichting
B
Een ruimte waar leerlingen in een gecontroleerde omgeving burgerschapsvaardigheden kunnen oefenen
C
Een plaats waar leerlingen buiten schoolse regels mogen bepalen
D
Een omgeving zonder regels waar men sociale experimenten uitvoert
Slide 20 - Quiz
Welke activiteit draagt het meest bij aan de school als oefenplaats voor democratische vaardigheden?
A
Het lezen van een geschiedenisboek over democratie
B
Het leren van de grondwet uit het hoofd
C
Deelname aan een klassenvergadering waarin besluiten worden genomen
D
Een schriftelijke toets over politieke partijen
Slide 21 - Quiz
Waarom is het belangrijk dat leerlingen op school ervaringen opdoen met inspraak en verantwoordelijkheid?
A
Omdat dat wettelijk verplicht is
B
Omdat het makkelijker is dan theoretisch leren
C
Omdat oefenen met democratisch handelen bijdraagt aan actief burgerschap in de samenleving
D
Omdat het bij elk vak hoort
Slide 22 - Quiz
Mag burgerschap een vak (met lesmethode) zijn binnen de school
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
De bouwstenen moeten leidend zijn bij het vormgeven van burgerschap
A
Eens
B
Oneens
Slide 24 - Quiz
De burgerschapsvisie heeft niet alleen gevolgen voor leerlingen, maar ook voor docenten
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quiz
Burgerschap moet doelgericht zijn. Welke soort doel wordt niet genoemd in de wettelijke opdracht?
A
Kennisdoelen
B
Vaardigheidsdoelen
C
Attitudedoelen
D
Aanbodsdoelen
Slide 26 - Quiz
Het bevorderen van kennis over democratie en rechtstaat is...
A
...essentieel bij burgerschapsonderwijs
B
...belangrijk, maar niet verplicht
C
...iets dat thuis hoort in het VO
D
...een keuze van de school zelf, net als godsdienstonderwijs
Slide 27 - Quiz
Wanneer ontstaat er samenhang in burgerschapsontwikkeling?
A
Als alle lessen losstaan van elkaar
B
Als de schoolvisie leidend is en iedereen dezelfde doelen nastreeft
C
Als docenten vrij kiezen hoe ze invulling geven
D
Als burgerschap alleen besproken wordt bij maatschappijleer
Slide 28 - Quiz
Hoe kun je meten of collega’s ondersteuning nodig hebben?
A
Door leerlingresultaten te bekijken
B
Via een jaarlijkse Quickscan
C
Door het afnemen van een centrale toets
D
Door een inspectierapport
Slide 29 - Quiz
Hoe ondersteun je collega’s het beste bij burgerschap?
A
Door hen met rust te laten
B
Door niets te veranderen
C
Door evaluaties te vermijden
D
Door gezamenlijk scholing te organiseren
Slide 30 - Quiz
Wat versterkt de geloofwaardigheid van burgerschapsonderwijs?
A
Als het vooral theoretisch blijft
B
Als waarden ook worden geleefd in de schoolcultuur
C
Als de leerlingen hun mening niet mogen delen
D
Als het niet besproken wordt buiten maatschappijleer
Slide 31 - Quiz
Wanneer is burgerschap klaar?
A
Als alle leerlingen de juiste houding hebben
B
Als alles helder en duidelijk beschreven is
C
Als leerlingen inspraak hebben
D
Het is nooit klaar
Slide 32 - Quiz
Wat betekent het woord ‘democratie’ letterlijk?
A
Macht door het leger
B
Regering door de koning
C
Het volk regeert
D
Alles is toegestaan
Slide 33 - Quiz
In een parlementaire democratie zoals in Nederland...
A
Heeft de koning alle macht
B
Mogen alleen mensen met een politieke functie stemmen
C
Kiest het volk vertegenwoordigers die besluiten nemen
D
Worden wetten gemaakt door willekeur
Slide 34 - Quiz
Welke van de volgende landen is géén parlementaire democratie?
A
Zweden
B
Duitsland
C
Noord-Korea
D
België
Slide 35 - Quiz
Wat is een belangrijk kenmerk van een rechtsstaat?
A
Alleen de rijken hebben rechten
B
De wet geldt voor iedereen
C
De president mag wetten negeren
D
Er zijn geen regels
Slide 36 - Quiz
Wat is géén politieke stroming in een democratie?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Absolutisme
D
Christen-democratie
Slide 37 - Quiz
Wat is het doel van verkiezingen in een democratie?
A
Mensen vermaken
B
Geld inzamelen voor de overheid
C
Burgers laten bepalen wie hen vertegenwoordigt
D
Zorgen dat iedereen dezelfde mening heeft
Slide 38 - Quiz
Wat betekent ‘trias politica’?
A
drie belangrijke ministers
B
drie grondwetswijzigingen per jaar
C
Scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht
D
Drie keer per 4 jaar stemmen
Slide 39 - Quiz
Presentaties
Slide 40 - Slide
Inspectiekader
Slide 41 - Slide
Slide 42 - Slide
Waar let de inspectie nu precies op?
1. Visie en doelstellingen van de school
Heeft de school een visie op burgerschap die past bij haar identiteit en leerlingpopulatie?
Zijn de doelen die de school stelt gericht op bevordering van actieve deelname aan de samenleving?
Hoe (onder)steunt de school het personeel?
Slide 43 - Slide
2. Invulling van het onderwijsprogramma
Is burgerschap geïntegreerd in het curriculum?
Worden kennisdoelen, vaardigheidsdoelen en houdingsdoelen aangeboden die leerlingen voorbereiden op deelname aan een diverse, democratische samenleving?
Komen thema’s zoals democratie, vrijheid, gelijkwaardigheid, solidariteit, en de rechtsstaat aan bod? (+ diversiteit)
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Slide
3. Schoolcultuur
Wordt er een veilige en inclusieve schoolcultuur bevorderd waarin alle leerlingen zich gerespecteerd voelen?
Hoe wordt omgaan met verschillen en conflicten binnen de school gestimuleerd?
Hoe draagt de school bij aan sociale cohesie en respect voor diversiteit?
Slide 46 - Slide
4. Borging en kwaliteitszorg
Hoe monitort de school haar beleid rondom burgerschap?
Wordt de uitvoering geëvalueerd en verbeterd?
Is het beleid vastgelegd en worden de doelen gevolgd in de praktijk?
Slide 47 - Slide
Waar wordt NIET naar gekeken?
De kerndoelen
Slide 48 - Slide
Reflectie
Slide 49 - Slide
Reflecteren op de opleiding en jouw rol als coordinator