Taalbeschouwing

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
1 / 22
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm (pv)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm
Zij geeft de pen aan Tom.

Maak de zin vragend

Zet de zin in de verleden tijd
Geeft zij de pen aan Tom?
Zij gaf de pen aan Tom

Slide 3 - Slide

Onderwerp (o)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 4 - Slide

Onderwerp (o)
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + persoonsvorm
Wie geeft?

Zij

Slide 5 - Slide

Gezegde (gez.)

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 6 - Slide

Gezegde (gez.)
Zij geeft de pen aan Tom.

Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.
Zij heeft de pen aan Tom gegeven.

Slide 7 - Slide

Lijdend voorwerp (lv) 

Zij geeft de pen aan Tom.

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp (lv) 
Zij geeft de pen aan Tom.

Wie of wat + onderwerp + gezegde
Wat geeft zij
de pen

Slide 9 - Slide

Meewerkend voorwerp
Aan wie / voor wie

Zij geeft haar pen aan Tom.


Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp
Aan of voor wie 
+ gezegde 
+ onderwerp 
+ (lijdend voorwerp) ?

Slide 11 - Slide

Zinsontleding
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Kopieerbladen maken
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Caro heeft voor mij een trui gebreid.
Heeft
Caro
Persoonsvorm

Onderwerp

Gezegde

Meewerkend voorwerp
heeft gebreid
mij

Slide 13 - Slide

Voor elke dag heeft Rosa de juiste medicijnen ontvangen.
heeft ontvangen
Rosa
Persoonsvorm

Onderwerp

Gezegde

Lijdend voorwerp
heeft
de juiste medicijnen

Slide 14 - Slide

Luister je wel naar mij?

Ik luister naar jou.

Luister naar mij!
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 15 - Slide

Luister je wel naar mij?

Ik luister naar jou.

Luister naar mij!
Persoonsvorm
Onderwerp
Vragende zin.

Vertellende zin.

Gebiedende wijs. Zin met een gebod.

Slide 16 - Slide

Vraagzinnen
Hoe gaat het met jou?

Weet jij wanneer wij weer gym hebben?
Vraagzin.
Voel jij je goed?
Weet jij wanneer wij weer gym hebben?
Vertelzin.
Ik voel mij goed.
Wij hebben vandaag weer gym.
Gebiedende wijs.
Ga zitten!
Doe de deur dicht!

Slide 17 - Slide

voegwoorden
Ik voel mij goed, want we hebben vandaag weer gym.
We hebben vandaag weer gym, daarom voel ik mij goed.
Omdat we vandaag weer gym hebben, voel ik mij goed.

Ik voel mij goed.
We hebben vandaag weer gym.

Slide 18 - Slide

Kleurenkaarten
De buurman heeft een nieuwe auto gekocht.

De buurman

een nieuwe auto

Gr 7 en 8 opdracht op het kopieerblad maken.

Daarna opdracht 1 en 2 en Uitleg lezen van de les van gr 7. Gr 8 heeft dit op het kopieerblad gekregen.

Klaar? Opdracht 3, 4 en 5 uit het wb van gr7 maken. Gr 8 heeft dit ook op kopieerblad.


Slide 19 - Slide

Kleurenkaarten
De vrolijke jongen mocht zijn jongere broertje een cadeau geven.
mocht

zijn jongere broertje

Mijn vriend speelt gitaar en ik speel dwarsfluit.


Hij dacht dat ik het gedaan had.
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 20 - Slide

Kleurenkaarten
De vrolijke jongen mocht zijn jongere broertje een cadeau geven.
mocht

zijn jongere broertje

Mijn vriend speelt gitaar en ik speel dwarsfluit.


Hij dacht dat ik het gedaan had.
Persoonsvorm
Onderwerp

Slide 21 - Slide

Zinsontleding - Evaluatie
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Wat hebben we geleerd?
Wat ging goed?
Wat kan beter?

Slide 22 - Slide