sonde en sondevoeding

Sonde(voeding)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Sonde(voeding)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 

De student beschrijft:
  • wat sondevoeding is;
  • de indicaties voor het geven van sondevoeding
  • welke soorten sondevoeding, voedingssondes en toediensystemen bestaan.
  • waar houdt je rekening mee bij het inbrengen, verzorgen en verwijderen van een maagsonde,
  • de complicaties en oplossingen bij het toedienen van sondevoeding. 

Slide 2 - Slide

Wat zijn indicaties voor sondevoeding?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

welke soorten voedingssonde ken je

Slide 5 - Open question

Soorten voedingssondes
  • Neus - maagsonde
  • Neus - dunne darmsonde 
  • PEG - sonde
  • Jejunumsonde

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

neusmaagsonde
neusdunne-
darmsonde
PEG-sonde
PEJ-sonde
Niet goed kunnen eten
Maag leeg houden
ter ontlasting
spijsverteringskanaal
Via buikwand
via dunne darm

Slide 8 - Drag question

stug materiaal, maximaal 10 dagen
6 tot 8 weken
maximaal 3 maanden
PVC-sonde
Poly-urethaan-sonde
(PUR)
Siliconen-sonde

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Video

Inbrengen sonde/sondevoeding

Slide 11 - Slide

Inbrengen sonde 

  • Bepaal lengte: NEX methode
  • Zorgvrager in halfzittende houding
  • 1e deel, laat patiënt hoofd iets achterover buigen
  • Glas water + rietje (als patiënt mag drinken)
  • 2e deel, sonde tussen keelholte en maag,  hoofd licht naar voren buigen (slikt beter)
  • Breng sonde in tot markering
  • Controle of sonde goed zit (pH/visueel)
  • Fixeer sonde

Slide 12 - Slide

Wat voor complicaties kunnen optreden tijdens het inbrengen van neusmaag sonde?

Slide 13 - Open question

  • De sonde ligt in de longen en niet in de maag
  • Weerstand in de neus bij het inbrengen
  • Braakneigingen, hoestprikkel
  • Sonde krult op in de mond-of keelholte
  • Er kan geen maagsap opgezogen worden
Complicaties:

Slide 14 - Slide

Trek aspirant op via de sonde.
Spuit dit op de pH strip.
 pH van aspiraat: ≤ 5,5 (5.5 of lager)
Als geen maagsap wordt verkregen: cliënt op zij leggen en opnieuw controleren.
Als nog geen maagsap wordt verkregen: breng sonde iets verder in of trek iets terug en controleer opnieuw.
Bij  pH-waarde groter dan 5.5: GEEN voeding of medicijnen toedienen.
Na 30-60 minuten nog eens maagsap opzuigen en controleren. Indien de sonde niet goed ligt: overleg met de arts. Doe zo nodig de limonade test of verwijder de sonde en breng deze opnieuw in en controleer de ligging.

Slide 15 - Slide

Cliënt A. heeft sinds een week een neusmaagsonde en 3xdgs voeding. Jij gaat vandaag de sondevoeding aansluiten. Welke bewering over controle ligging sonde is juist.
A
Controle ligging is niet nodig; ze heeft sonde al een week.
B
Eén keer per dag ligging controleren door pH-meting is voldoende.
C
Voor elke toediening ligging visueel controleren.

Slide 16 - Quiz

Maagretentie kan ontstaan doordat de voeding niet de juiste samenstelling heeft voor de zorgvrager.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 17 - Quiz

Sondevoeding is parenterale voeding.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Sondevoeding

Slide 19 - Slide

Wat doe je met de overgebleven maagsappen in de spuit
A
terug door de sonde naar de maag
B
De cliënt moet dit opdrinken
C
Spuit je weg
D
Spoel je door de wc

Slide 20 - Quiz

Op welke manieren kan je sondevoeding toedienen?

Slide 21 - Open question

sondevoeding toedienen
via sondevoedingspomp
via spuit

Slide 22 - Slide

Welke complicaties kunnen optreden bij het geven van sondevoeding?

Slide 23 - Open question

Complicaties Sondevoeding
  • Verstopte sonde;
  • Maagretentie;
  • Uitschieten of uittrekken van de sonde;
  • Aspiratie;
  • Diarree of obstipatie;
  • Drukplekken op de neusvleugels.

Slide 24 - Slide

Met hoeveel water spoel je de sonde door na toediening van voeding?
A
10-20 ml
B
20-30 ml
C
30-40 ml
D
40-50 ml

Slide 25 - Quiz

Einde lessonUp
vragen?
maken edition 6.19 sondevoeding opdr. 1 tm 13 

Slide 26 - Slide