5.3 Democratie in Nederland

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Vorige les
  • Aantekeningen paragraaf 5.3
  • Afsluiten
1 / 12
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat gaan wij vandaag doen?
  • Vorige les
  • Aantekeningen paragraaf 5.3
  • Afsluiten

Slide 1 - Slide

Kenmerkend aspect
  • Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.

  • In Teams: Het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed.

Slide 2 - Slide

1813
  • Na de Franse tijd (1795-1813) werd Nederland met België samengevoegd tot het Koninkrijk der Nederlanden.
  • In 1813 werd Nederland een constitutionele monarchie met Willem I als koning
        - Constitutie= grondwet
        - Monarchie= land met een erfelijk staatshoofd
        - Monarch= in Nederland een koning(in)

  • De koning moest zich aan de grondwet houden

Slide 3 - Slide

1814
  • In 1814 komt er een grondwet waarin staat dat de vorst veel macht heeft  en de Staten-Generaal weinig. 

  • Willem I was staatshoofd en regeringsleider: Hij maakte de wetten, was leider van het leger en benoemt+ ontslaat ministers in zijn kabinet.

  • Toch was er een Parlement (Eerste en Tweede Kamer)= volksvertegenwoordiging= Staten-Generaal

Slide 4 - Slide

Probleem Staten-Generaal
  • Het parlement werd niet democratisch gekozen:
            - De koning benoemt de vertegenwoordigers van de Eerste Kamer
            - De Tweede Kamers werden gekozen door de bestuurders van de
                provincie/ regenten
  • Tweede kamer maakt de wetten, de Eerste kamer keurt ze goed. 


  • Is dit een democratie?

Slide 5 - Slide

1830-1831
  • In 1830 wordt België een onafhankelijke staat. 
  • Hiervoor is een nieuwe grondwet nodig.  Dit is de grondwet van 1831.

Slide 6 - Slide

1840-1848
  • In 1840 volgt Willem II zijn vader op. Liberalen wilden dat het parlement meer macht kreeg. Willem II wilde hier niet van weten. 
  • In 1848 was het onrustig in Europa in een aantal grote steden in verschillende landen. Mensen eisten meer invloed in de regering en in het parlement. 
  • Ook in Nederland veranderde er het een en ander in onze staatsinrichting.
  • Uiteindelijke veranderde Willem II  van gedachte en gaf de liberaal Thorbecke (2e kamer) de taak een nieuwe grondwet te schrijven.

Slide 7 - Slide

Grondwet van 1848
  • De grondwet van 1848 gaf Nederland een parlementair stelsel
  • Het parlement:
  1.  Kreeg ministeriële verantwoordelijkheid
  2. Moest de regering controleren
  3. Moest wetten en uitgaven goedkeuren

  • De koning  werd onschendbaar

Slide 8 - Slide

Grondwet van 1848
  • De Tweede Kamer werd vanaf nu gekozen door de burgers. 
  • De Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten --> deze werden door de burgers gekozen
  • Ook werden burgerlijke vrijheden gegarandeerd:
  1. Godsdienstvrijheid
  2. Vrijheid van meninguiting
  3. Persvrijheid
  4. Vrijheid van vereniging en vergadering

Slide 9 - Slide

Was Nederland een democratie?
  • Nee!
       - Er was censuskiesrecht: systeem waarbij alleen mensen die een bepaald bedrag aan belastingen betalen mogen stemmen. 
  • De socialisten eisten algemeen kiesrecht!  Niet veel later gingen Feministen vrouwenkiesrecht eisen. 

  • Pas in 1917 kwam er algemeen kiesrecht voor mannen en in 1919 voor vrouwen. 

Slide 10 - Slide

Opdracht
Maak een schema in je schrift met een overzicht wat er allemaal in korte tijd is veranderd in de "democratie" van Nederland. 

Doe dit met je boek en extra informatie van internet. 

Slide 11 - Slide

Afsluiten
  • Kunnen wij Nederland nu een democratie noemen?

Slide 12 - Slide