Oefenen Nederlands - Spelling

Oefenen Nederlands

Spelling

1 / 44

Slide 1: Slide

NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen Nederlands

Spelling

Slide 1 - Slide

Op de volgende pagina's kom je werkwoorden tegen. Het is de bedoeling dat je deze werkwoorden in het verleden tijd opschrijft.

Voorbeeld:

tekenen - tekenden

(zorg dat je het hele werkwoord opschrijft!)

Slide 2 - Slide

Werken

Slide 3 - Open question

Dansen

Slide 4 - Open question

Eten

Slide 5 - Open question

Drinken

Slide 6 - Open question

Lopen

Slide 7 - Open question

Kruipen

Slide 8 - Open question

Bakken

Slide 9 - Open question

Koken

Slide 10 - Open question

Zagen

Slide 11 - Open question

Huilen

Slide 12 - Open question

Bouwen

Slide 13 - Open question

Wassen

Slide 14 - Open question

Klimmen

Slide 15 - Open question

Maken

Slide 16 - Open question

Typen

Slide 17 - Open question

Schrijven

Slide 18 - Open question

Rijden

Slide 19 - Open question

Doen

Slide 20 - Open question

Fietsen

Slide 21 - Open question

Reizen

Slide 22 - Open question

Dragen

Slide 23 - Open question

Fluiten

Slide 24 - Open question

Glijden

Slide 25 - Open question

Beginnen

Slide 26 - Open question

Geven

Slide 27 - Open question

Kopen

Slide 28 - Open question

Roepen

Slide 29 - Open question

Komen

Slide 30 - Open question

Liggen

Slide 31 - Open question

Zoeken

Slide 32 - Open question

Op de volgende dia's kom je woorden tegen. Van deze woorden ga je verkleinwoorden maken.

Voorbeeld:

Boom - Boompje

Slide 33 - Slide

Tafel

Slide 34 - Open question

Doos

Slide 35 - Open question

Duim

Slide 36 - Open question

Schoen

Slide 37 - Open question

Hek

Slide 38 - Open question

Bol

Slide 39 - Open question

Klein

Slide 40 - Open question

Jas

Slide 41 - Open question

Letter

Slide 42 - Open question

Rol

Slide 43 - Open question

Einde les

Slide 44 - Slide