This lesson contains 55 slides, with text slides and 8 videos.
Items in this lesson
EXAMEN 2019 1e tijdvak
Slide 1 - Slide
Vraag 1 een echte leervraag.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Vraag 2.
Let op er wordt gevraagd hoeveel bossen minimaal verkopen om brutowinst te maken.
Uit berekening komt 30,3 dus antwoord 31 bossen.
Slide 5 - Slide
Let op € 13.250 is met btw dus het bedrag is 106%
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
4 en 5 en 6.
Drie echte leervragen.
4.Taken UWV
5. Herkennen soorten werkloosheid
6. Ruime arbeidsmarkt ( Krappe moet je ook weten)
Slide 10 - Slide
Arbeidsmarkt
Aanbod = Beroepsbevolking
Vraag = Werkgelegenheid
Aanbod groter dan vraag = Ruim = veel werkloosheid
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
7 en 8en 9 nummers 1 en 2 mag je niet fout hebben.
9 nummer 3 is collectieve als individueel omdat wegen voor iedereen en bijvoorbeeld rijbewijs individueel
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Slide
Vraag 12 rekenen met procenten. Komt ieder examen terug. Belangrijk dat je weet wanneer je welke formule moet gebruiken.
Hier ( nieuw - oud) / oud X 100
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
13Waarde daling yuan dat wil zeggen dat het Chinese geld goedkoper wordt voor andere landen
Hierdoor dus 1- 4 - 3 -2 - 5
Slide 18 - Slide
14. Omgekeerde van bij 13. China moet omdat de yuan in waarde is gedaald meer yuan betalen om hetzelfde aantal euro's of dollars te kunnen kopen. Buitenlandse producten worden dus duurder 15. C
Slide 19 - Slide
16. Nummer 1 uit de informatiebron let op toename import en export vergelijken
Nummer 2 uit de tekst in kader boven
Nummer 3 uit informatiebron
Slide 20 - Slide
17. Van invoer uit China 62% voor wederuitvoer. Blijft er 38% in Nederland van € 35.398.025.000.
Daarna niet vergeten tekort saldo betalingsbalans uit te rekenen.
Slide 21 - Slide
18. Nu worden er veel meer mensen meegeteld. Eerst iedereen vanaf 12 uur nu vanaf 1 uur
19. B
20. Herkennen welk procent som
(deel / geheel) X 100
Slide 22 - Slide
21. Nummer 1 uit informatiebron kijken naar cijfers totale beroepsbevolking en wekloze.
Nummer 2 was 7,8% nu 7,5%
Slide 23 - Slide
23. Eerst berekenen hoeveel mensen deeltijd werken.
Daarna uitrekenen hoeveel er in deeltijd werkt van het totaal. dus weer procentsom herkennen.
(deel /geheel) X100
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Slide 26 - Video
25. Ontwikkelingslanden verdienen het grootste gedeelte van hun NI in de primaire sector
26. Nummer 1 uit informatiebron en ook nummer 2 maar daar moet je weer herkennen welke procent som
Slide 27 - Slide
(nieuw - oud) / oud X 100
Nummer 3. Handelssaldo onder 0
Nummer 4. Aflezen uit bron.
27. LET OP 2 decimalen anders geen punt! Welke procent formule?
Slide 28 - Slide
(deel /geheel) X 100
28. Wat weet je van Indonesië? Een arm land. Onze producten duur. Dan een antwoord gaan maken. Economische verklaring is de vraag
Slide 29 - Slide
29 Deel van de productie verhuist van Nederland naar Indonesië.
Vraag is voordeel Nederland en voordeel Indonesië.
Er wordt OOK om een verklaring van je antwoord gevraagd. Anders 0 p
Slide 30 - Slide
30. Leesvraag ! Oorzaak van inkomensdaling is de vraag.
31. Soorten uitgaven kennen maar ook begrippen uit filmpje
Slide 31 - Slide
32. Let op alles omrekenen naar maandbedrag. Zie filmpje vorige bladzijde.
Slide 32 - Slide
33. Uit de informatiebron en economische reden. Gaat over geld dus daar moet je wat mee doen.
Bij vraag 50% korting van € 300.
In de informatiebron ....... Conclusie.......
Slide 33 - Slide
34. Koopkracht afhankelijk van inkomen en prijzen dus antwoord
35. Kan niet zijn dat baas minder betaalt want dat mag niet. Hoe kan het dan toch zo zijn dat iemand minder heeft dan minimumloon?
Slide 34 - Slide
36
1. Van 30% mensen
naar inkomen lees je
af?
2. Let op waar begint inkomen bij rijkste 20% en eindigt het? Hoeveel %
Slide 35 - Slide
Volgende bladzijde.
Uitleg Lorenzcurve ook met hoe moet je deze tekenen en dat de bedragen cumulatief zijn. De voorgaande groep is er steeds bij geteld.
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Video
37. Gezin van Rashid hoger inkomen dan het gezin van Erna.
Vraag wie in euro's meer aan de uitgaven groep uit geeft. Waar kan je dit ALTIJD zeggen en waarom. Je moet keuze uitleggen!
Slide 38 - Slide
38. Zie uitleg film hiervoor. Dichter bij de schuine lijn zijn de inkomen-
39. Iedereen verdient hetzelfde welke invloed heeft dit op onze economie?
Wat zou hierdoor gebeuren en welke invloed heeft dit ons land?
Slide 40 - Slide
40. CPI= Consumentenprijsindexcijfer
Indexcijfers basisjaar is altijd 100!
Prijsindexcijfer = 102,5
Index rente was 100 nu 1 erbij wordt 101. Koopkracht spaargeld ? Berekening anders geen punt.
Slide 41 - Slide
Volgende bladzijden nog wat oefen-
opdrachten
Slide 42 - Slide
Slide 43 - Slide
Slide 44 - Slide
Slide 45 - Slide
Slide 46 - Slide
Slide 47 - Slide
41. Doen wat er in de informatiebron staat.
Spaargeld min heffingsvrij bedrag.
Bedrag wat je dan hebt neem je 1,2% over en dat is je antwoord.
Slide 48 - Slide
42. Fictief rendement betekent dat de belastingdienst denkt dat ze 4% rijker wordt van haar spaargeld.
Waarom heeft ze gelijk en klopt het niet waar moet je dan naar kijken.
Slide 49 - Slide
43. Welk gevolg heeft een lage rente voor lenen?
Welk gevolg heeft een lage rente voor sparen. Let op de vraag is consumenten.
Slide 50 - Slide
Tekst
43. Lage rente, ga je dan wel of niet sparen?
Ga je daardoor wel of niet kopen
(besteden)
Hierna nog informatie over oorzaken inflatie.
Slide 51 - Slide
Slide 52 - Slide
Slide 53 - Slide
De bestedingsinflatie kan de ECB stoppen door de rente te verhogen. Veel bestedingen betekent dat er een grote vraag naar producten is hierdoor stijgt de prijs van producten
Slide 54 - Slide
Als de rente stijgt gaan mensen meer sparen en daalt de vraag naar producten en daalt de inflatie. Of lenen wordt bij een hoge rente minder aantrekkelijk minder mensen lenen vraag naar producten daalt en de inflatie daalt.