Herhalen Hoofdstuk 8

Herhalen Hoofdstuk 8

1 / 51
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalen Hoofdstuk 8

Slide 1 - Slide

Zuid-Afrika heeft 57 miljoen inwoners.
Het nationaal inkomen is € 614 miljard.
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking.
Rond af op een heel bedrag.

Slide 2 - Open question

Het inkomen per inwoner zegt veel over de welvaart van een land.

Wat heeft geen invloed op de welvaart van een land?
A
De aanwezigheid van collectieve voorzieningen.
B
De hoogte van de prijzen in een land.
C
De hoogte van het nationaal inkomen van een land.
D
De omvang van de formele productie in een land.

Slide 3 - Quiz

Bekijk de grafiek.

Welke Lorenzcurves kunnen bij een ontwikkelingsland horen?
A
curve a en b
B
curve a en c
C
curve b en c

Slide 4 - Quiz


A
De 1e cirkel
B
De 2e cirkel
C
De 3e cirkel
D
De 4e cirkel

Slide 5 - Quiz

Hieronder staat een reden van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

De beperkte welvaart moet over meer mensen verdeeld worden.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 6 - Quiz

Hieronder staat een reden van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

Ontwikkelingslanden kunnen hun producten niet vrij naar westerse landen exporteren.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 7 - Quiz

Hieronder staat een reden van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

Landen zijn veel geld kwijt aan de rentelasten.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 8 - Quiz

Hieronder staat een reden van de economische achterstand van ontwikkelingslanden. Welke oorzaak hoort erbij?

Vervoer en communicatie zijn moeilijk.
A
hoge schulden
B
slechte infrastructuur
C
snelle bevolkingsgroei
D
westerse protectiemaatregelen

Slide 9 - Quiz

Als de prijs van landbouwproducten op de wereldmarkt daalt, wordt de ruilvoet van ontwikkelingslanden beter/slechter.

A
Beter
B
Slechter

Slide 10 - Quiz

Brazilië exporteert veel koffie. In het afgelopen jaar is de ruilvoet van Brazilië verbeterd.
Wat kan hiervoor een verklaring zijn?

A
De koffieprijs is meer gestegen dan de prijs van importgoederen.
B
De koffieprijs is minder gestegen dan de prijs van importgoederen.
C
De exportwaarde van Brazilië is meer gestegen dan de invoerwaarde.
D
De exportwaarde van Brazilië is minder gestegen dan de invoerwaarde.

Slide 11 - Quiz

Buffervoorraden zorgen voor schommelende inkomsten voor ontwikkelingslanden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Met buffervoorraden kunnen landen het aanbod van hun agrarische exportproducten afstemmen op de vraag op de wereldmarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Er zijn Nederlandse bedrijven die ondernemen in ontwikkelingslanden.

Kies de voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Twee antwoorden zijn juist
A
Ada BV bouwt in Uganda een school en een sportveld voor haar werknemers.
B
C&S Kleding produceert in een land waar geen regels zijn voor een minimumloon.
C
Multi NV verbetert de waterleiding in het dorp waar zijn fabriek staat.
D
Solutions BV verhuist de productie naar Azië omdat de loonkosten daar lager zijn.

Slide 14 - Quiz

Westerse bedrijven investeren het liefst in ontwikkelingslanden waar vakbonden zijn en regels over minimumloon en arbeidstijden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Koffie is een belangrijk exportproduct van Rwanda (land in Oost-Afrika).
Stel dat de exportprijs van koffie uit Rwanda stijgt en de importprijzen voor Rwanda niet veranderen.
Wat zal er dan gebeuren met de ruilvoet van Rwanda?
A
De ruilvoet van Rwanda zal gelijk blijven
B
De ruilvoet van Rwanda zal verslechteren
C
De ruilvoet van Rwanda zal verbeteren

Slide 16 - Quiz

Wat is geen kenmerk van een ontwikkelingsland
A
Snelle bevolkingsgroei
B
Interne markt
C
Analfabetisme
D
Ondervoeding

Slide 17 - Quiz


A
Ruilvoet
B
Monocultuur
C
Fairtrade
D
Handelsruil

Slide 18 - Quiz

Waar vind je monocultuur?
A
In rijke landen in de landbouw
B
in ontwikkelingslanden in de landbouw
C
in rijke landen in de industrie
D
in ontwikkelingslanden in de industrie

Slide 19 - Quiz

Ruilvoet is verhouding tussen import en export. Wanneer verbetert de ruilvoet?
A
Exporthoeveelheid daalt en importhoeveelheid stijgt
B
Exporthoeveelheid stijgt en importhoeveelheid daalt
C
Exportprijs daalt en importprijs stijgt
D
Exportprijs stijgt en importprijs daalt

Slide 20 - Quiz

Hulp die een land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland.
De verhouding tussen de prijs van exportproducten en de prijs van de importproducten.
Ontwikkelingslanden zijn voor hun exportinkomsten afhankelijk van een of enkele (landbouw)producten.
Deze bank heeft als belangrijkste taak omtwikkelingslanden te helpen met leningen. De Wereldbank is een onderdeel van de Verenigde Naties.
Monocultuur
Ruilvoet
Wereldbank
Bilaterale hulp

Slide 21 - Drag question

Inkomen per hoofd van de bevolking 
Noodhulp
Ontwikkelingslanden
Structurele hulp
De oorzaak van het ene probleem is een gevol van een ander probleem. Met hulp van buitenaf kan het worden doorbroken.
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen
Hulp in noodsituaties, zoals geven van voedsel, medicijnen. Met als doel op korte termijn de mensen te laten overleven
Vicieuze cirkel
Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijven en de landen economisch zelfstandig te maken. Deze hulp is gericht op lange termijn
Het gemiddelde inkoper per inwonter van een land

Slide 22 - Drag question

Wat is geen oorzaak van economische achterstand?
A
Gebrek aan goed onderwijs
B
Slechte infrastructuur
C
Corrupte regering
D
Veel technische kennis

Slide 23 - Quiz

Wat is geen nadeel van een monocultuur?
A
Bij een misoogst heb je minder of geen inkomsten
B
Als de vraag daalt op de wereldmarkt, dan heb je minder of geen inkomsten
C
je bent afhankelijk van maar 1 of enkele exportproducten
D
Vaak zijn het onbewerkte grondstoffen en die leveren bij export minder op dan industriële producten

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurt er met de prijs van koffie als er een mislukte oogst is, maar de vraag op de wereldmarkt blijft hetzelfde?
A
Het inkomen daalt
B
Het inkomen stijgt

Slide 25 - Quiz

Kenmerken van een ontwikkelingsland zijn onder andere…
A
armoede, slechte gezondheidszorg, warm klimaat
B
economische achterstand op rijke landen en slechte gezondheidszorg
C
armoede, slecht onderwijs en slechte gezondheidszorg
D
veel criminaliteit, hoog geboortecijfer en slechte infrastructuur

Slide 26 - Quiz

De vicieuze cirkel van armoede
Lage besteding
Lage productie
Armoede
Werkloosheid

Slide 27 - Drag question

Maak de vicieuze cirkel van armoede kloppend.
Slecht eten
Geen geld
Ziektes

Slide 28 - Drag question

Maak de vicieuze cirkel kloppend.
Lage inkomens
Slechte banen
Kinderen werken
Geen scholing

Slide 29 - Drag question

Structurele hulp
Noodhulp
Korte termijn
Lange termijn
Medicijnen, tenten
Voedsel
Goed onderwijs
Moderne machines

Slide 30 - Drag question

Noodhulp
A
hulp bij honger of een andere ramp
B
samenwerken aan duurzame oplossingen

Slide 31 - Quiz

De samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden noem je ontwikkelingshulp. 
Door ................................... kan de economische zelfstandigheid van landen verbeteren.


Bij rampen of conflicten geven landen vaak

Bij  ...................................... bied het hulp biedende land voorwaarden aan het ontwikkelingsland.
Structurele hulp
Noodhulp
Gebonden hulp
Ongebonden hulp

Slide 32 - Drag question

Noodhulp
Structurele hulp
Geld geven voor voedsel als de oogst in Somalië door droogte mislukt is, is ............ hulp.
Kinderen in ontwikkelingslanden leren lezen is .......... hulp.
Met ............ hulp hebben ontwikkelingslanden meer kans op economisch zelfstandig te worden.

Slide 33 - Drag question

Waarom sluiten landen grondstoffenovereenkomsten?
A
Om geen tekorten te krijgen.
B
Om de vraag te beïnvloeden.
C
Om kartelvorming te bevorderen.
D
Om de prijs stabiel te houden.

Slide 34 - Quiz

Waar houdt het IMF zich mee bezig?
A
Bevorderen wisselkoersstabiliteit
B
Vrij internationaal betalingsverkeer
C
Geld lenen aan landen in financiële problemen
D
Bewaken vrede

Slide 35 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van noodhulp?

A
Medicijnen, mobiel en onderdak
B
Voedsel, onderwijs en speelgoed
C
Medicijnen, voedsel en speelgoed
D
Voedsel, medicijnen en onderdak

Slide 36 - Quiz

Noodhulp?
structurele hulp?

Slide 37 - Drag question

Bij fairtrade producten:
A
krijgen boeren meer werk voor hetzelfde geld
B
krijgen boeren een eerlijke prijs voor hun producten
C
krijgen boeren vliegtickets in ruil voor hun producten
D
verdienen de supermarkten meer geld

Slide 38 - Quiz

Cambodja is getroffen door een zware aardbeving en krijgt hulp uit Nederland voor voedsel. Met het geld dat Cambodja van Nederland heeft gekregen, moet in Nederland worden besteed voor nieuwe goederen/diensten.
Om welke vormen van ontwikkelingshulp gaat het hier?
A
Noodhulp en gebonden hulp
B
structurele hulp en ongebonden hulp
C
Noodhulp en ongebonden hulp
D
structurele hulp en gebonden hulp

Slide 39 - Quiz

Wat bedoelen we met
'bilaterale hulp'?
A
Hulp van de Verenigde Naties
B
Hulp voor en door meerdere landen
C
Hulp tussen twee landen onderling
D
Hulp voor economische zelfstandigheid

Slide 40 - Quiz

Microkrediet is een lening die wordt uitgegeven door?
A
Banken
B
Hulporganisaties
C
Andere landen

Slide 41 - Quiz

Toen Mulinwa naar Kampala verhuisde, dacht hij dat hij in een grote stad
snel werk zou vinden, maar dat viel tegen. Hij kwam in een krottenwijk
terecht en daar was grote armoede. Soms was er gelukkig wel hulp van
buitenaf. Dan kwam er een vrachtwagen met voedsel voor de mensen in
de krottenwijken.
Wat voor soort hulp is het geven van voedsel?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
C
Gebonden hulp

Slide 42 - Quiz

Hoe helpt fairtrade boeren in ontwikkelingslanden.
A
Fairtrade zorgt voor dat de producten van de boeren in arme landen eerlijk prijs krijgen.
B
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
C
Wereldhandelsorganisatie
D
Een voorwaarde is dat kleine boeren organiseren en samenwerken. (Cooperaties

Slide 43 - Quiz

Als je kiest voor een fairtrade product dan betaal je daar
A
meer voor dan gewone producten
B
minder voor dan gewone producten
C
hetzelfde voor als gewone producten
D
altijd een minimumprijs voor

Slide 44 - Quiz

Het geven van microkredieten is noodhulp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 45 - Quiz

Hoe kun je een vicieuze cirkel van armoede in een ontwikkelingsland het beste doorbreken?
A
Door noodhulp.
B
Door structurele hulp.

Slide 46 - Quiz

Ondernemers in ontwikkelingslanden die een microkrediet afsluiten, moeten rente betalen. Voorstanders van het microkrediet vinden het goed dat er rente moet worden betaald. Welk argument zullen deze voorstanders hebben?
A
Doordat er rente moet worden betaald, leren de ondernemers economisch te handelen
B
Doordat er rente moet worden betaald, maken de ontvangers van het microkrediet eerder winst.
C
Doordat er rente moet worden betaald, sluiten minder ondernemers zo'n krediet af.

Slide 47 - Quiz

Een fairtradeboer beslist .. wat er met de winst gebeurt.
A
Alleen
B
Samen met andere boeren

Slide 48 - Quiz

Met de fairtradepremie kunnen boeren ..
A
Investeren
B
Productiekosten dekken

Slide 49 - Quiz

De fairtradeprijs is bedoeld om ...
A
Kosten te dekken
B
Winst te maken

Slide 50 - Quiz

Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)?
A
Bij het ondernemen rekening houden met de maatschappij.
B
Bij het ondernemen rekening houden met de natuur.
C
Bij het ondernemen rekening houden met de ondernemer.
D
Bij het ondernemen rekening houden met de natuur, mens en maatschappij.

Slide 51 - Quiz