hoofdzin en bijzin

Welkom!
  • uitleg studiewijzer
  • instructie grammatica 
  • aan de slag!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
  • uitleg studiewijzer
  • instructie grammatica 
  • aan de slag!

Slide 1 - Slide

Grammatica

  • samengestelde zin 
  • hoofdzin en bijzin 
  • voegwoord

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Samengestelde zin

Samengestelde zin--> bestaat uit 2 of meer zinnen

Elke zin heeft een eigen persoonsvorm

Zinnen worden samengevoegd door een voegwoord

Slide 4 - Slide

Samengestelde zin
2 persoonsvormen

enkelvoudige zin + enkelvoudige zin
                1 pv             +             1 pv

Hoofdzin + hoofdzin
Hoofdzin + bijzin(nen)

Slide 5 - Slide

Samengestelde zin
Hoe herken je een hoofdzin?
De persoonsvorm en het onderwerp staan naast elkaar en er kan NIETS tussen.

Hoe herken je een bijzin?
- De persoonsvorm en het onderwerp staan uit elkaar of er kan een woord(groep) tussen.
- De persoonsvorm staat (bijna) achteraan in de zin.



Slide 6 - Slide

Hoofdzin
  • Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar.
  • De persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats in de zin.

Nevenschikkende voegwoorden: 
en, maar, of en want.

Slide 7 - Slide

Bijzin
  • Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar of er kan een woord tussen.
  • De persoonsvorm staat (bijna) achteraan in de zin.

Onderschikkende voegwoorden:
omdat, doordat, nadat, voordat, zodat, als, sinds, toen, wanneer, zoals, terwijl.

Slide 8 - Slide

Voorbeeldzin

De Zwarte Cross was helemaal uitverkocht en de beveiliging liet niemand meer toe.

Jullie krijgen het laatste voorbeeld, omdat jullie nu zelf aan de slag gaan.

Slide 9 - Slide

Voegwoorden
  • Voegwoorden zijn een soort cement.
  • Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.

Slide 10 - Slide

Veelvoorkomende voegwoorden


Nevenschikkend: en, of, maar, want

onderschikkend: omdat, doordat, nadat, voordat, zodat, als, dus, sinds, toen, wanneer, zoals, terwijl.

Slide 11 - Slide

Voorbeeldzin
Voordat we naar het concert van Het Goede Doel gaan, willen we eerst naar de pizzaria.

We willen eerst naar de pizzeria, voordat we naar het concert van Het Goede Doel gaan.

Slide 12 - Slide

Van onze trainer moeten we vroeg naar bed, want morgen spelen we een belangrijke wedstrijd.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + BZ
D
BZ + HZ

Slide 13 - Quiz

Wie de wedstrijd wint, wordt clubkampioen.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + BZ
D
BZ + HZ

Slide 14 - Quiz

Welke vier voegwoorden heb je geleerd voor: HZ +HZ

Slide 15 - Open question

Hoe herken je een bijzin?

Slide 16 - Mind map

Aan de slag!
  • Kijk in je studiewijzer bij week 38 en kies een onderwerp waarmee je aan de slag gaat.
  • Let op! De woordenschatopdrachten doen we donderdag, dus daar ga je nog niet mee bezig.
  • Lees goed welke opdrachten je wel en niet moet doen.

Slide 17 - Slide