Frans
1 / 44
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Zet het in het meervoud
La famille
La famille
Slide 8 - Open question
Schrijf het in het meervoud
Le frére
Le frére
Slide 9 - Open question
Zet het in het meervoud
Le jour
Le jour
Slide 10 - Open question
Zet het in het meervoud
La tente
La tente
Slide 11 - Open question
Zet het in het meervoud
Le camping
Le camping
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Le chien
A
Un chien
B
Une chien
Slide 15 - Quiz
La tente
A
Un tente
B
Une tente
Slide 16 - Quiz
Le camping
A
Un
B
Une
Slide 17 - Quiz
La piscine
A
Un
B
Une
Slide 18 - Quiz
Le mobil-home
A
Un
B
Une
Slide 19 - Quiz
La caravane
A
Un
B
Une
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Ai
As
A
A
avons
avez
ont
J’
Tu
Il/elle
On
Nous
vous
ils / elles
Slide 26 - Drag question
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
schrijf het hele woord woord op
12
12
Slide 29 - Open question
schrijf het hele woord op
18
18
Slide 30 - Open question
schrijf het hele woord op
5
5
Slide 31 - Open question
schrijf het hele woord op
6
6
Slide 32 - Open question
schrijf het hele woord op
14
14
Slide 33 - Open question
schrijf het hele woord op
20
20
Slide 34 - Open question
GOED
FOUT
uno
veinte
dix-neuf
sept
quatorze
tres
douze
doce
seize
quince
diez
dix
Slide 35 - Drag question
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
lundi
mardi
mercredi
jeudi
vendredi
samedi
dimanche
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
