Presenteren 3F

Presenteren: woensdag 18 mei en 25 mei
Onderwerp indienen bij meneer Wagener
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Presenteren: woensdag 18 mei en 25 mei
Onderwerp indienen bij meneer Wagener

Slide 1 - Slide

Presenteren: woensdag 25 mei en 1 juni 
Onderwerp indienen bij meneer Wagener

Slide 2 - Slide

Inhoud
1. Presenteren algemeen
2. De opbouw van een presentatie
3. Lichaamshouding
4. Examen Spreken: de beoordeling
6. Tips
7. Veelgemaakte fouten
8. Vragen?

Slide 3 - Slide

Inhoud
1. De opbouw van een presentatie
2. Lichaamshouding
3. Examen Spreken: de beoordeling
4. Tips
5. Veelgemaakte fouten
6. Vragen?

Slide 4 - Slide

Zoek de verschillen....
Je krijgt nu twee filmpjes te zien van personen die presenteren. Wat zijn verschillen tussen deze twee presentaties? 

Noem drie verschillen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Welke verschillen kun je noemen?

Slide 8 - Mind map

Wat zijn valkuilen bij presenteren?

Slide 9 - Open question

Een goede presentatie heeft een goede voorbereiding nodig. Hoe bereid jij je voor?

Slide 10 - Open question

De opbouw van een presentatie

Slide 11 - Slide

Opening

Wacht tot het stil is en begin de presentatie met een duidelijke opening. 



Slide 12 - Slide

Creatieve opening

Citaat

Quiz

Raadsel

Humor

Anekdote

Bedankje

Een vraag aan je publiek

Enzovoorts...

Slide 13 - Slide

De inleiding

  • Stel jezelf voor.
  • Maak het publiek nieuwsgierig; introduceer het onderwerp.
 (bij mondeling examen: benoem eventueel je spreekdoelen*)
  • Vertel hoe je presentatie is opgebouwd. Benoem de deelonderwerpen. Wat kan de luisteraar verwachten? 
  • Maak duidelijk wanneer het publiek vragen kan stellen.
BEGIN NIET MET HET  VOORLEZEN VAN DE DIA'S!

Slide 14 - Slide

Het middenstuk
  • Behandel de deelonderwerpen in een logische volgorde.
(gebruik dezelfde volgorde die je hebt benoemd in de inleiding)
  • Leg duidelijk verbanden tussen de deelonderwerpen: gebruik actief signaalwoorden als eerst, daarna en vervolgens.
    Versterk de structuur ook via andere signaalwoorden, zoals omdat, daarom, toch, maar, bijvoorbeeld, etc. 

Slide 15 - Slide

Slot
  • Geef een korte samenvatting of conclusie.
  • Sluit je presentatie af met een opvallende uitspraak of bijvoorbeeld een tip, of een advies.
  • Vraag of er nog vragen zijn.
  • Bedank het publiek voor de aandacht.

Slide 16 - Slide

Lichaamshouding

Slide 17 - Slide

Wat is belangrijk aan je houding tijdens het presenteren?

Slide 18 - Mind map

Houding
- Sta met twee benen op de grond. 
- Je knieën een beetje gebogen en niet op slot. 
- Je armen langs je lichaam. 
- Rug recht, schouders naar achteren. 
- Kijk het publiek aan. 

Slide 19 - Slide

Dus:
In een presentatie gebruik je verbale en 
non-verbale communicatie.

Slide 20 - Slide

Wat is verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken

Slide 21 - Quiz

Wat is een voorbeeld van non-verbale communicatie? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Tekens & Symbolen
B
Praten met handen en voeten
C
Lichaamshouding
D
Van je gezicht aflezen

Slide 22 - Quiz

Er mogen geen stiltes vallen tijdens mijn presentatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Berekening diplomacijfer Nederlands
lezen en luisteren (COE) 
50%
spreken
gesprekken schrijven
50%
+
: 2

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

1. De precondities
Precondities
De opdrachten zijn in het Nederlands gesproken
De opdrachten zijn voldoende verstaanbaar
Je hebt minimaal 80% van de totale opdracht uitgewerkt.
De presentatie duurt 6 tot 8 minuten.
Voldoe je hier niet aan, dan is je presentatie niet beoordeelbaar en heb je een 1.
Voldoe je hier wel aan, dan volgt stap 2, de niveaubepaling.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

3. De cijferbepaling
- Heb je aan alle punten voldaan, dan heb je een zes. Dit is je basiscijfer.
- Met excellentiepunten  kun je het basiscijfer verhogen.
- Heb je niet aan alle punten voldaan dan heb je een onvoldoende.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Veelgemaakte 'fouten'
1. Te snel praten of te veel vertellen: je komt niet uit qua tijd. 
2. Teveel  tekst in dia's  waardoor de luisteraar afgeleid is. De luisteraar gaat lezen.
3. Tekst uit het hoofd leren. Stukken tekst worden door zenuwen vergeten en dan klopt het verhaal niet meer. Weet wat je wilt vertellen maar leer niet uit het hoofd. 
4. Slecht gekozen stelling of onduidelijke onderbouwing. Je moet voor OF tegen zijn en niet twijfelen.
5. Afsluiten met: "Dit was het" of "Kom ik uit qua tijd?" is uit den boze!!


Slide 36 - Slide

vragen?

Slide 37 - Slide