Les 4: Voorzetselvoorwerp

Welkom H2b!
Wat gaan we doen?
  • Terugblik 
  • 10 minuten stillezen
  • Lesdoelen
  • Grammatica: voorzetselvoorwerp
  • Evaluatie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom H2b!
Wat gaan we doen?
  • Terugblik 
  • 10 minuten stillezen
  • Lesdoelen
  • Grammatica: voorzetselvoorwerp
  • Evaluatie

Slide 1 - Slide

Terugblik
Wat hebben we de vorige les gedaan?


  • Herhalen stof uit leerjaar 1 op basis van score op 'De Quiz'

  • Noteren leesboek 1 op lijst (iedereen?)


Slide 2 - Slide

Stillezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je...

... het voorzetselvoorwerp in een zin vinden

... onderscheid maken tussen voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen

Slide 4 - Slide

Grammatica
Woordsoorten
 Je gaat elk woord van de zin benoemen. 

Denk aan:
Lidwoord (lw)
Zelfstandig naamwoord (znw)
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Voorzetsel (vz)
Bijwoord (bw)
Werkwoord (ww)

Zinsdelen
Je gaat delen van zinnen benoemen, die niet zonder elkaar kunnen functioneren.  

Denk aan:
Onderwerp (ow)
Persoonsvorm (pw) 
Lijdend voorwerp (lv) 
Meewerkend Voorwerp (mv) Werkwoordelijk Gezegde (wg)  Bijwoordelijke Bepaling (bwb)
Het verschil
Grammatica woordsoorten gaan dus om elk woord, grammatica zinsdelen gaat om delen van van de zin. 

Slide 5 - Slide

Startopdracht
Bij de werkwoorden zorgen, zich verbazen, gokken en huilen horen vaste voorzetsels

  1.  Noteer samen deze voorzetsels en maak met de werkwoorden en de voorzetsels vier correcte zinnen.
  2. Bedenk samen nog enkele werkwoorden die een vast voorzetsel hebben.

Met je buurman/buurvrouw - 3 minuten - zachtjes overleggen
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Mogelijke antwoorden
Vraag 1:
- De oudste dochter van het gezin zorgt voor haar zieke moeder.
- Je hoeft je niet te verbazen over deze actie.
- De toeschouwers van de paardenrace gokten op het verkeerde paard.
- Sommige leerlingen huilen om een slecht cijfer.

Vraag 2:
Bijvoorbeeld: twijfelen aan – feliciteren met – uitgaan van

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Dus hoe vind je het voorzetselvoorwerp?
  1. Noteer persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
  2. Kijk of er een werkwoord is met een vast voorzetsel.
3. Kijk of het voorzetsel niet letterlijk gebruikt wordt.
4. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, is het voorzetselvoorwerp.

Bijv.: Het handbalteam rekent komend seizoen op een plaats in de finale.
1. pv = rekent, ow = Het handbalteam, wg = rekent 
2. ‘rekenen op’ is een vaste combinatie 
3. het voorzetsel ‘op’ wordt niet letterlijk gebruikt 
4. vv = op een plaats in de finale

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
Wat: maak opdracht 1 t/m 4 en 8
Hoe: individueel, in stilte
Hulp: theorie, video-uitleg, mij
Tijd: 10 minuten, 
(niet af = huiswerk)
Uitkomst: controle of de lesdoelen zijn behaald
Klaar?: herhalen (opdr. 1 en 2) of verdiepen (opdr. 5 t/m 7)

timer
15:00

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je...

... het voorzetselvoorwerp in een zin vinden

... onderscheid maken tussen voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen

Slide 11 - Slide

Wat is het voorzetselvoorwerp:

Luister jij in alle drukte nog wel naar mij?
A
in alle drukte
B
in alle drukte nog wel
C
naar mij

Slide 12 - Quiz

Kies welk woordsoort het stuk tussen haakjes is: voorzetselvoorwerp (vv) of bijwoordelijke bepaling (bwb)?

Deze tune moet doorlopen (in het volgende nummer).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijk bepaling

Slide 13 - Quiz

Huiswerk (morgen)
1. Leer de theorie over het voorzetselvoorwerp (blz. 28) en je aantekeningen

2. Maak opdracht 1 t/m 4 (af)

Slide 14 - Slide