Woordenschat thema eten DISK

Disk thema "eten"
1 / 55
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Disk thema "eten"

Slide 1 - Slide

Nieuwe woorden 

Schrijf de nieuwe woorden in je woordenschrift. 

Slide 2 - Slide

het brood
Dagelijks eten gemaakt van deeg. Je kunt het bij de bakker kopen.

het brood - de broden

Ik eet graag kaas op mijn brood.
Ik koop brood bij de bakker.

Slide 3 - Slide

de sinaasappel
een oranje vrucht

de sinaasappel - de sinaasappels

In sinaasappels zitten veel vitaminen.

Slide 4 - Slide

de kroket
een gefrituurde snack

de kroket - de kroketten

Ali eet graag friet met een kroket.

Slide 5 - Slide

de suiker
zoete (witte) stof

Ik wil graag suiker in de koffie.

Slide 6 - Slide

de melk
een witte vloeistof die je kunt drinken

's Morgens drink ik graag een glas melk.

Een koe geeft melk.

Slide 7 - Slide

de melk
de kroket
de sinaasappel
het brood
de suiker

Slide 8 - Drag question

Wat is dit?
A
de suiker
B
het zout
C
de peper
D
de koffie

Slide 9 - Quiz

Wat is dit?

Slide 10 - Open question

Maak een zin met
"brood"

Slide 11 - Open question

Maak een zin met
"melk"

Slide 12 - Open question

de kip
dier dat eieren legt

de kip - de kippen

Wij eten vanavond kip met rijst.

Onze kip legt elke dag een ei.

Slide 13 - Slide

de taart
koek met slagroom of andere zoete vulling

de taart - de taarten

Op mijn verjaardag at ik een lekker stuk taart.

Slide 14 - Slide

het sap


 

het vocht van een vrucht of plant

het sap - de sappen

Ik lust heel graag appelsap. Ik hou niet van sinaasappelsap.

Slide 15 - Slide

de worst

 

een rolletje van vlees

de worst - de worsten

Nederlanders eten graag boerenkool met worst.

Slide 16 - Slide

de sla

 

een plant met groene bladeren die je kunt eten

Vanavond eten we sla bij de maaltijd.

Slide 17 - Slide

de sla
de taart
de worst
de kip
het sap

Slide 18 - Drag question

Wat is dit?

Slide 19 - Open question

Maak een zin met
"(de) kip".

Slide 20 - Open question

Wat is dit?

Slide 21 - Open question

Maak een zin met
"(de) sla".

Slide 22 - Open question

het recept
beschrijving van de manier waarop je iets klaarmaakt

het recept - de recepten

Mijn moeder heeft een recept voor een heerlijke appeltaart.
        In een kookboek staan veel 
        recepten.


Slide 23 - Slide

de vis


 

dier dat in het water leeft

de vis - de vissen

In de vijver zwemmen veel vissen.

In een restaurant bestel ik altijd vis.

Slide 24 - Slide

de groente


 

planten die we eten

Vanavond eten we aardappels, groente en vlees.

Paprika, bonen en bloemkool zijn groente.

Slide 25 - Slide

de patat / de friet


 

reepjes aardappel in olie of vet gebakken

Een ander woord voor patat is friet.
                    Ik eet graag friet met 
                    mayonaise.

Slide 26 - Slide

de hamburger
plat schijfje gehakt

de hamburger - de hamburgers

Bij de snackbar bestel ik een broodje hamburger.

Slide 27 - Slide

de groente
de patat /
de friet
het recept
de vis
de hamburger

Slide 28 - Drag question

Wat is dit?

Slide 29 - Open question

Maak een zin met
"(de) groente".

Slide 30 - Open question

Wat is dit?

Slide 31 - Open question

Wat kun je NIET eten?
A
de hamburger
B
de groente
C
het recept
D
de patat / de friet

Slide 32 - Quiz

Wat is dit?

Slide 33 - Open question

Aan het werk. 
Ga verder in je boek met de opdrachten van thema eten. 

Slide 34 - Slide

de fles
een ding van glas of plastic waar je een vloeistof in bewaart
de fles - de flessen

Ik heb een fles wijn gekocht.
Zit er statiegeld op die fles?


Slide 35 - Slide

de lepel
een ding om (soep) mee te eten of mee te roeren
de lepel - de lepels

Ik eet soep met een lepel.

Ik roer met een theelepel in de thee.


Slide 36 - Slide

de vork
een ding om mee te eten met drie of vier tanden

de vork - de vorken

Wij eten met mes en vork.




Slide 37 - Slide

het mes
een ding om mee te snijden

het mes - de messen

Ik snij het vlees met een mes.




Slide 38 - Slide

de aardappel
wat Nederlandse mensen vaak eten bij het avondeten

de aardappel - de aardappels

Vanavond eten we aardappels met vlees en bloemkool.




Slide 39 - Slide

de vork
de lepel
het mes
de fles
de aardappel

Slide 40 - Drag question

Wat is dit?

Slide 41 - Open question

Maak een zin met
"(de) aardappel".

Slide 42 - Open question

Wat hoort NIET bij het bestek?
A
de lepel
B
het bord
C
de vork
D
het mes

Slide 43 - Quiz

Maak een zin met
"(de) fles".

Slide 44 - Open question

Wat is dit?

Slide 45 - Open question

de maaltijd
keer per dag dat je iets eet

de maaltijd - de maaltijden

Wij eten elke dag een warme maaltijd.




Slide 46 - Slide

tussendoor
tussen twee tijden

Ik moet naar mijn werk en naar de sportschool. Tussendoor doe ik wel even de boodschappen.

Slide 47 - Slide

lekker
iets wat goed smaakt, goed ruikt, goed voelt

Dat is een lekkere appel.
                         Mijn nieuwe trui zit lekker.
Als moeder kookt, ruikt het in de keuken lekker.
                       De parfum ruikt erg lekker.

Ik hou niet van kaas, maar vlees vind ik lekker.

Slide 48 - Slide

de koek/
het koekje
van deeg gebakken eetbaar ding

de koek - de koeken
het koekje - de koekjes

Wil je een koekje bij de thee?




Slide 49 - Slide

de vitamine
stof in je voedsel die nodig is om gezond te blijven

de vitamine - de vitamines

In fruit zit veel vitamine-C



Slide 50 - Slide

lekker
de vitamine
de maaltijd
tussendoor
de koek / het koekje

Slide 51 - Drag question

Maak een zin met
"lekker".

Slide 52 - Open question

Waar zitten veel vitamines in?
A
groente
B
fruit
C
friet
D
een kroket

Slide 53 - Quiz

Maak een zin met
"(de) koek" of "(het) koekje".

Slide 54 - Open question

Wat is GEEN maaltijd
A
ontbijt
B
lunch
C
avondeten
D
tussendoor

Slide 55 - Quiz