Quiz Klinisch redeneren

KLINISCH REDENEREN
1 / 25
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

KLINISCH REDENEREN

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke uitspraak omschrijft klinisch redeneren het beste?
A
Met diverse disciplines een diagnose stellen door te overleggen.
B
Vaardigheid om eigen competenties te koppelen aan medische kennis.
C
Vaardigheid om eigen observaties te koppelen aan medische kennis.
D
In staat zijn om na te denken over complicaties bij een ziektebeeld.

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van klinisch redeneren
A
onderbouwd tot een beslissing komen welke zorg voor een zorgvrager nodig is
B
de zorgvrager observeren en uitslagen doorgeven aan de arts
C
de vitale functies van de zorgvrager controleren voor de juiste zorg
D
bij niet-pluis gevoel de arts raadplegen, zodat zorgvrager de juist zorg krijgt

Slide 3 - Quiz

antwoord:
A
Uit hoeveel stappen bestaat de methodiek die Marc Bakker heeft ontwikkeld?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de tekst naar de juiste stap
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Aanvullend onderzoek
Oriënteren op de situatie
 Beleid
(Klinische) probleemstelling
Verloop
Evaluatie

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Bij welke stap van het klinisch redeneren zou je de EWS score kunnen gebruiken?
A
Stap 1. Oriënteren op de situatie
B
Stap 2. probleemstelling
C
Stap 3. aanvullend onderzoek
D
stap 4. klinisch beleid

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Bij stap 6 Evaluatie is goed kunnen reflecteren op je eigen handelen een vereiste.
Eens
Oneens

Slide 7 - Poll

This item has no instructions

Welke afkorting van onderstaande is een manier van communiceren?
A
USER
B
EWS
C
EBP
D
SBAR(R)

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Waar staan de letters van SBAR voor
A
situatie, behandeling, anatomie, respons
B
situatie, achtergrond, beoordeling, aanbeveling
C
situatie, bedreiging, analyse, respons
D
situatie, bedreiging, anatomie, reactie

Slide 9 - Quiz

situation, background ( achtergrond) assesment ( beoordeling ), recommendation ( aanbeveling, advies )
antwoord B
Sleep de tekst naar de juiste letter
S
A
B
R (R)
Situatie
Achtergrond
Beoordeling
Aanbeveling
Herhaal/samenvatten

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Waar vertel je de medische voorgeschiedenis in de SBAR?
A
Bij achtergrond
B
Bij beoordeling
C
Bij situatie
D
Bij aanbevelingen

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De verpleegkundige vraagt de arts of ze alvast een katheter kan inbrengen. Bij welke fase hoort dit?
A
Situation
B
Background
C
Assesment
D
Recommendation

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er bij de R in SBAR?
A
Vitale functies, contactpersoon, gegevens huisarts
B
De revalidant is instabiel, de revalidant gaat achteruit en ik weet niet wat er aan de hand is.
C
EWS score, wat moet er volgens jou gebeuren, geef concreet aan wat je van de arts wil.
D
Contactpersoon, actuele medicatie, laatste maaltijd, behandelbeperkingen

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Bij welke methode hoort de gezegde:
"Treath first that kills first"
ABCDE
USER
FRASS
BCR

Slide 14 - Poll

This item has no instructions

Wat hoort er bij de A van de ABCDE methode?
A
Wonden
B
Beoordeel nekletsel
C
Zuurstof geven
D
Luchtweg vrijmaken

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er bij de D van de ABCDE methode?
A
Sensibiliteit/Mobiliteit
B
Kleur huid
C
Bloeddruk
D
Pupil reactie

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

ABCDE methodiek:
Waar kijk je naar bij de C?
A
Ademhaling, ademarbeid
B
Verlaagd bewustzijn, inspectie mondholte
C
Uitwendig bloedverlies, huidskleur
D
Huidafwijkingen, pupilcontrole

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Bij de B van ABCDE
meet je de glucose.
Eens
Oneens

Slide 18 - Poll

This item has no instructions

Waar in de ABCDE methodiek hoort koorts?
A
A
B
D
C
B
D
E

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Client van Veen:

- Pols van 120
- Tensie 140/65
- Temp 38,2
- Ademhaling 15
- reageert op aanspreken

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is de EWS van Van Veen?
A
2
B
4
C
5
D
3

Slide 21 - Quiz

2 punt voor de polsslag
systolische bloeddruk is goed
temp 38.2 1 punt
AH 15 1 punt
reageert op aanspreken, 1 punt, 
in totaal dus 5

systole is de bovendruk
Welke vaardigheid is essentieel voor effectief klinisch redeneren?
A
Creatief denken
B
Overleggen met collega's
C
SOAP rapportage
D
Kritisch denken

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent differentiaaldiagnose?
A
Het uitsluiten van alternatieve diagnoses
B
Het stellen van meerdere diagnoses tegelijk
C
Het beoordelen van de ernst van een diagnose
D
Het prioriteren van de diagnose

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Een patiënt klaagt over plotselinge pijn op de borst en kortademigheid. Wat is de meest gepaste eerste actie?
A
De patiënt geruststellen en afwachten
B
Direct een arts waarschuwen en de patiënt laten rusten
C
Passende controles doen en arts waarschuwen
D
De patiënt niet alleen laten

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Bij een patiënt met diabetes merk je een wondje aan de voet dat niet goed geneest. Wat doet je?
A
Het wondje schoonmaken en afdekken
B
Het wondje negeren, want het geneest vanzelf wel
C
Dagcurve bijhouden en de patiënt adviseren meer te bewegen
D
De patiënt doorverwijzen naar een arts of specialist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions