Methodiek 2 les 6

Methodiek 2 - Les 6
Rapporten 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Methodiek 2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Methodiek 2 - Les 6
Rapporten 

Slide 1 - Slide

Programma les 6 
Nabespreken opdracht les 5
herhaling les 5
Lesdoelen les 6
Extra uitleg stap 4 observatie categorieën 
Schriftelijk rapporteren
Uitleg opdracht 


Slide 2 - Slide

Thuisopdracht les 5
Kies een casus uit die bij jou past. Aan de hand van de casus maak je een observatieplan.
Situatie jeugdzorg:
Jij bent begeleider in een jeugdzorg instelling. Jij werkt op de groep met jongens en meisjes van 8-12 jaar. Nancy, een meisje van 9, laat de hele dag al vervelend gedrag zien. Zij is heel druk, schreeuwt veel, huilt erg vaak en wil nergens aan meedoen. Wanneer jij met een groepje kinderen een spel aan het spelen bent, komt zij steeds langs om te schreeuwen dat het stom is en dat iedereen gek is. Zij wil zelf niet meedoen met het spelletje. Zij pakt voortdurend spelmateriaal van kinderen af.
Situatie kinderopvang:
Jij bent begeleider in een kinderdagverblijf. Jij werkt op de peutergroep. Aline, een meisje van 3 is de hele dag al vervelend. Zij is heel druk, schreeuwt veel, huilt erg vaak en wil nergens aan meedoen. Wanneer jij met een groepje kinderen aan het plakken bent komt zij steeds langs om te schreeuwen dat het niet mooi is. Zij wil zelf niet meedoen aan het plakken. Zij pakt voortdurend speelgoed van kinderen af.


Wat vond je het meest makkelijk bij het maken van een plan?
Wat vond je het meest moeilijk bij het maken van een plan?


Slide 3 - Slide

Herhaling les 5: tijdstip van de observatie

Met welke methode leg je vast hoe vaak een bepaalde observatiecategorie voorkomt?
A
Event-sampling
B
Time-sampling

Slide 4 - Quiz

Herhaling les 5: tijdstip van de observatie

Het voordeel van time-sampling is dat je een indruk krijgt van hoe lang bepaald gedrag voorkomt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Herhaling les 5: tijdstip van de observatie

Een docent wil weten waar de kinderen mee spelen en of er kinderen zijn die nergens mee spelen. Hij besluit om elk half uur te kijken waar iedereen mee speelt. Dit heet:
A
Continu observeren
B
Time-sampling

Slide 6 - Quiz

Lesdoelen les 6
  • De student weet hoe zij/hij een categorie bij het concrete gedrag kan plaatsen

  • De student kent de verschillende vormen van rapporteren en kent de voor- en nadelen

Slide 7 - Slide

Extra uitleg: stap 4 observatie categorieën 

Slide 8 - Slide

Rapporteren
  • Verslag doen van wat er is gebeurd
  • Een belangrijke taak van een pm'er 

Slide 9 - Slide


Waarom rapporteer je als PM'er?

Slide 10 - Open question

Functies van rapporteren 

  • Informeren
  • Evalueren
  • Adviseren
  • Verantwoorden
  • Signaleren

Slide 11 - Slide

Mondelinge en schriftelijke rapportage 


Mondeling: tussendoor tijdens je werk, tijdens een teamoverleg, tijdens een geplande afspraak
Schriftelijk: vastleggen, overdracht, formulieren, observatieverslag etc.




Slide 12 - Slide

Voordelen en nadelen mondeling rapportage
blz. 102 en 103

Slide 13 - Mind map

Voordelen en nadelen schriftelijke rapportage
blz. 103

Slide 14 - Mind map

Een rapportage moet altijd OBJECTIEF zijn.
Wat is dat ook al weer?

Slide 15 - Open question

Is de eerste indruk altijd de juiste indruk?

Slide 16 - Slide

Wat zag je?
Een kerstman
Een doodshoofd
Iets anders

Slide 17 - Poll

Huiswerkopdracht: Rapportage maken 
Casus Aline 3 jaar 

1. Schrijf een kort verslag over Aline voor haar ouders 
2. Schrijf een kort verslag over Aline voor je collega 

Slide 18 - Slide

Afsluiting
Wat vond je van de les?
Interessant
Gaat te snel
Gaat te langzaam
Teveel informatie
Leerzaam

Slide 19 - Poll