This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Centraal examen Lezen & Luisteren
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Oefenen met tekstdoel, onderwerp, hoofdgedachte
Vaststellen wat hoofzaken en bijzaken zijn
Tekst lezen en bijbehorende vragen maken
Slide 2 - Slide
Hoe zat het ook al weer?
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen/Betogen
C
Instrueren
D
Overhalen/Activeren
Slide 5 - Quiz
Wat is: 1. Het onderwerp 2. De hoofdgedachte
Slide 6 - Open question
Elke tekst heeft een onderwerp en een hoofdgedachte
Hoe herken je het onderwerp?
Het onderwerp geeft in één woord aan waar een tekst over gaat.
Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen.
Hoe herken je de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte geeft in één zin aan waar de tekst over gaat.
Je kunt het meestal in de inleiding terugvinden.
Slide 7 - Slide
Soorten vragen: Hoofd- en bijzaken
Slide 8 - Slide
Hoe onderscheid je de hoofdzaken in een tekst?
Hoofdzaken in een tekst hebben een vaste plek:
De titel geeft het onderwerp weer.
De eerste zin van de inleiding is vaak de hoofdgedachte.
Hoofdzaken in een alinea hebben een vaste plek:
Begint meestal met de kernzin (de hoofdgedachte van een alinea)
Daarna komt veelal een opsomming van feiten, meningen, voorbeelden en/of argumenten.
De alinea sluit veelal af samen te vattenwat er allemaal opgesomd is.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Wat is uit de hoofdzaak van dit nieuwsitem?
Slide 11 - Open question
Bijzaken
Naast hoofdzaken bevat een tekst ook vaak bijzaken. Een tekst bereikt zijn doel niet zonder de hoofdzaken, maar kan zijn doel wel bereiken zonder de bijzaken.
Voorbeelden en extra uitleg zijn bijzaken. Ze maken de tekst helderder of leuker. Bijzaken kun je weglaten.
Slide 12 - Slide
Wat is een bijzaak uit dit nieuwsitem?
Slide 13 - Open question
Wat valt hierover te zeggen als het gaat over betrouwbaarheid van een tekst?
Slide 14 - Slide
Leerdoelen bij de nieuwe lesstof
Je weet wat een feit is.
Je weet wat een mening/standpunt is.
Je weet wat en argument is.
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Soorten vragen: Feiten, meningen/standpunten en argumenten
Slide 21 - Slide
Staat hier een feit, mening, of argument?
Als je geen ID bij je hebt voor een SVPB-examen, word je niet toegelaten.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 22 - Quiz
Staat hier een feit, mening, of argument?
....., omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 23 - Quiz
Staat hier een feit, mening, of argument?
Ik vind 'Adolescence' een goede serie.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 24 - Quiz
Aan de slag......
Maak de vragen bij de tekst die wordt uitgedeeld.
Of:
Als je oortjes bij je hebt, kun je ook luisteren en kijken oefenen in examensprint (Noordhoff)
Slide 25 - Slide
Lesdoelen?
Je hebt geoefend met tekstdoel, onderwerp, hoofdgedachte
Je weet het verschil tussen hoofzaken en bijzaken
Je hebt geoefend voor het examen lezen, luisteren, kijken