Pronom interrogatif = vraagwoorden
VRAAGWOORD: QUEL/QUELLE/QUELS/QUELLES = Welke of wat/wat een?Na een vorm van "être" (EST ET SONT) in de vraag?
1. Wat is jouw vraag? = Quelle est ta question?
2. Wat zijn jouw vakken? Quelles sont tes matières
Voor een zelfstandig naamwoord
1. Welke dokter heb je liever? - Tu préfères quel docteur?