boekje & futur proche - omgekeerde les

les opnemen!
toets bespreken (eerst bespreken, dan pas 'cijfers')
boekje
tekstbegrip
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

les opnemen!
toets bespreken (eerst bespreken, dan pas 'cijfers')
boekje
tekstbegrip

Slide 1 - Slide

toets bespreken, texte 1
  • Noem twee dingen die Raphaël in Knokke doet.

  • Raphaël praat in zijn blog over zijn familie, een huisdier en zijn vriend.    --> VRAI / FAUX?

  • In welke stad woont Arthur?


Slide 2 - Slide

toets bespreken, texte 2
  • Waarom wil Stéphanie een tv op haar kamer?

  • Noem twee dingen die Florian vertelt over zijn relatie met Yaro.

  • Nolan en Florian sporten met hun broer.  --> VRAI / FAUX?


Slide 3 - Slide

toets bespreken
  • Texte 3:
    Wat vindt Younes minder leuk aan het wonen in het centrum van Parijs? Waarom? Leg uit.

  • Texte 4:
    - Wanneer nodigt Manon je uit?
    - Wie gaan er nog meer mee naar de bioscoop?


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

In de sneeuw
kleding
kleur van piste:

Slide 6 - Slide

vert
bleu
rouge
noir

Slide 7 - Slide

Ch 2 - Comme chien & chat
Wat weet je inmiddels over Zoé? (karakter, uiterlijk)

Slide 8 - Slide

Ch 2 - Comme chien & chat


une montre en or =



la montagne =  

Slide 9 - Slide

Ch 2 - Comme chien & chat
page 8:
  1. Wat kom je in de eerste alinea te weten over Rémi?
  2. Wat vraagt Rémi aan Zoé?
  3. Op welke plekken gebruik je een gouden horloge?
  4. Waar droomt Zoé van?
page 9:
  5. Wat is de relatie tussen Zoé en Rémi?

Slide 10 - Slide

Ch 2 - Comme chien & chat
page 10:
une blague = een grap

  1. Hoe laat gaan de pistes dicht?
  2. Wat gaan Zoé en Karine 's middags doen?
  3. Waarom gaan ze dat doen?


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



Slide 13 - Slide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



  1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
  2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
  3. Schrijf minimaal 5 zinnen.

Slide 14 - Slide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



  1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
  2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
  3. Schrijf minimaal 5 zinnen.
Hulp? Zie video op Classroom

Slide 15 - Slide

OPDRACHT
Schrijf een kort verhaal in de futur proche.



  1. Onderwerp: beschrijf wat je vanmiddag / dit weekend gaat doen.
  2. Gebruik 3 verschillende persoonsvormen (ik, jij, wij, jullie, ...)
  3. Schrijf minimaal 5 zinnen.
Hulp? Zie video op Classroom
Meer hulp? boek page 74/75

Slide 16 - Slide

Wat heb je ontdekt?

  • Waarvoor gebruik je de futur proche?

  • Hoe maak je de futur proche?

  • Wat heb je daarvoor nodig?

Slide 17 - Slide