Hoofdstuk 2.3 en 2.4

deze les
herhalen vorige les
leerdoelen
uitleg en oefenen 2.3 en 2.4
aan de slag
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

deze les
herhalen vorige les
leerdoelen
uitleg en oefenen 2.3 en 2.4
aan de slag

Slide 1 - Slide

Vorige les
Werken met warmtebronnen
Brandstoffen verbranden
Temperatuur, tijd en warmte

Slide 2 - Slide

Wat is de verbrandingswarmte van steenkool?
A
29.000 J/g
B
16.000 J/g
C
2.900 J/g
D
1.600 J/g

Slide 3 - Quiz

Je hebt 2530 MJ aan warmte nodig. Je kiest spiritus als brandstof. Hoeveel L spiritus heb je nodig?

Slide 4 - Open question

Wat is een gevaar bij onvolledige verbranding?
A
Koolstofdioxide
B
Koolstofmonoxide
C
Stikstofdioxide
D
Stikstofmonoxide

Slide 5 - Quiz

Met welke formule kun je de hoeveelheid warmte berekenen?
A
Q = E = P x t
B
Q = U x I x t
C
P = Q x t
D
Q = P : t

Slide 6 - Quiz

Voorbeeld
Een waterkoker (1600W) verwarmt 1,5 L water van 20 graden tot 100 graden Celsius. Bereken hoeveel minuten de waterkoker daarover doet. Ga ervan uit dat alle elektrische energie wordt gebruikt om het water te verwarmen.

Eerst hoeveel warmte uitrekenen, daarna de tijd!

Slide 7 - Slide

Deze les
Drie vormen van warmtetransport
1. Geleiding
2. Stroming
3. Straling
Isoleren!

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Geleiding
Bij geleiding (ook wel conductie genoemd) wordt energie overgedragen door middel van rechtstreeks contact. Metalen geleiden bijvoorbeeld warmte erg goed terwijl hout een slechte warmtegeleider is.

Voorbeeld:
De steel van een pan wordt heet omdat de warmte van het vuur door het metaal wordt geleid.

Slide 10 - Slide

Geleiders
Goede en slechte warmtegeleiders.
Metalen zijn goede warmtegeleiders. Andere vaste stoffen niet.
Goede geleiders:
- ijzer
- lood
- zilver
- goud
Slechte geleiders:
- plastic
- textiel
- rubber
- hout

Slide 11 - Slide

Stroming
Bij stroming (ook wel convectie genoemd) neemt een gas of een vloeistof warmte op om die vervolgens ergens anders weer af te geven. Er vindt dus transport over een grotere afstand plaats.

Voorbeeld:
Een kamer wordt verwarmd doordat warme lucht bij een radiator opstijgt en door de kamer gaat circuleren.

Voorbeeld:
De steel van een pan wordt heet omdat de warmte van het vuur door het metaal wordt geleid.

Slide 12 - Slide

Warmtetransport door stroming. 
Bij stroming verplaatst de warmte zich altijd samen met de stof van de plaats met de hoogste temperatuur naar de plaats met de laagste temperatuur.
Lucht is een slechte geleider, maar door stroming kan lucht wel veel warmte vervoeren.

Slide 13 - Slide

Straling
Bij straling wordt de warmte overgedragen door elektromagnetische golven zoals infraroodstraling. Ook bij straling is geen direct contact met de warmtebron noodzakelijk. Warmtetransport door straling kan zelfs door vacuüm plaatsvinden.
Voorbeeld:
Het zand van een strand wordt verwarmd door straling van de zon.

Slide 14 - Slide

Wat is straling
Straling is energieoverdracht zonder dat er sprake is van direct contact.

Slide 15 - Slide

Voorbeelden
radiostraling
microgolfstraling
infrarode straling
zichtbaar licht
ultraviolette straling
röntgenstraling
gammastraling (γ-straling)

Slide 16 - Slide

Welke vormen van warmtetransport komen wij tegen bij een radiator?
A
Geleiding en straling
B
Geleiding en stroming
C
Stroming en straling
D
Geleiding, straling en stroming

Slide 17 - Quiz

Welke vormen van warmtetransport blokkeert een thermosfles?
A
Stroming & Straling
B
Stroming
C
Straling
D
Geleiding, stroming & straling

Slide 18 - Quiz

Wat is isoleren?
A
Zorgen dat geleding, stroming en straling beter gaat.
B
Zorgen dat geleiding en stroming beter gaat.
C
Zorgen dat stroming en straling wordt tegengegaan.
D
Zorgen dat stroming, geleiding en straling wordt tegengegaan.

Slide 19 - Quiz

Warmte kan gemakkelijk door metalen heen.
Van welk soort warmtetransport is dit een voorbeeld?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling

Slide 20 - Quiz

Een ijzeren stok in vuur wordt enorm warm. Dit is een voorbeeld van:
A
Stroming
B
Straling
C
Geleiding

Slide 21 - Quiz

Wat is isoleren?
A
Zorgen dat geleiding, stroming en straling beter gaat.
B
Zorgen dat geleiding en stroming beter gaat.
C
Zorgen dat stroming en straling wordt tegengegaan.
D
Zorgen dat stroming, geleiding bestraling wordt tegengegaan.

Slide 22 - Quiz

Wat is geen vorm van warmtetransport
A
Straling
B
Stroming
C
Isolatie
D
Geleiding

Slide 23 - Quiz

Wat is een voorbeeld van stroming?
A
Cv-ketel verwarmt water, dit komt via een leiding in de badkamer.
B
In een koelkast hangt het koelelement bovenin de koelkast.
C
Ik voel warmte als mijn hand in de buurt van een gloeilamp komt.

Slide 24 - Quiz

Infra-rood-straling is warmte straling
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Welke manieren van warmtetransport zijn er?
A
Straling, stroming, isolatie
B
Stroming, straling, vermogen
C
Straling, stroming, geleiding
D
Isolatie, geleiding, stroming

Slide 26 - Quiz

UV licht is?
A
Zichtbaar licht
B
Rood licht
C
Warmte straling
D
Onzichtbare straling

Slide 27 - Quiz

Een ijsblokje smelt in je hand.
A
Straling
B
Stroming
C
Geleiding

Slide 28 - Quiz

De zon verwarmt de aarde.
A
Straling
B
Stroming
C
Geleiding

Slide 29 - Quiz

Alleen straling kan warmte transporteren zonder dat er tussenstof nodig is.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Waarvan is dit plaatje een voorbeeld?
Tekst
A
Straling
B
Stroming
C
Geleiding

Slide 31 - Quiz

De Zon brengt warmte naar de aarde door..?
A
Geleiding
B
Straling
C
Stroming

Slide 32 - Quiz

In een fluitketel gaat de warmte van onder naar boven.
A
Straling
B
Stroming
C
Geleiding

Slide 33 - Quiz

omschrijving: bij deze vorm van warmte transport is er geen stof nodig
A
warmte
B
geleiding
C
stroming
D
straling

Slide 34 - Quiz

Er zijn verschillende vormen van warmte transport. Welke hoort hier niet bij ?
A
Wrijving
B
Geleiding
C
Straling
D
Stroming

Slide 35 - Quiz

Huiswerk
Afmaken paragraaf 3 en 4 bij hoofdstuk 2
Volgende les gaan we afronden.

Slide 36 - Slide