Interactievaardigheden les 4

Module Interactievaardigheden: les 4
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Module Interactievaardigheden: les 4

Slide 1 - Slide

Programma
  • korte 'toets'
  • interactievaardigheid: praten en uitleggen

Slide 2 - Slide

  • sensitieve responsiviteit 
  • respect voor autonomie
  • structureren en leidinggeven

Slide 3 - Slide

Waar gaat het bij interactievaardigheid sensitieve responsiviteit om?
A
kinderen een gevoel van veiligheid geven.
B
kinderen een gevoel van afstoten geven.
C
kinderen een gevoel van eigenheid geven.
D
kinderen een gevoel van onveiligheid geven.

Slide 4 - Quiz

Hoe kan je sensitief en responsief zijn?
(2 antwoorden mogelijk)
A
Als je het niveau van inspraak heb bepaald.
B
Oog hebben voor signalen en contact maken.
C
Een band opbouwen en oog hebben voor de intenties.

Slide 5 - Quiz

Hoe kun je zien of een kind zich veilig, prettig en ontspannen voelt in een groep?
A
Het kind speelt alleen
B
Het kind vraagt weinig om hulp
C
Het kind doet mee met spelactiviteiten

Slide 6 - Quiz

Hoe bouw je een veilige hechting op met een baby?
A
Wissel zo vaak mogelijk van pm'ers.
B
Breng veel tijd door met de baby.

Slide 7 - Quiz

Wat is respect hebben voor de autonomie?
A
Je helpt het kind met alles.
B
Het kind te laten experimenteren en zelf te laten doen.
C
Het kind te negeren wanneer iets niet lukt.
D
Het gevoel zelf invloed te hebben en keuzes mogen maken.

Slide 8 - Quiz

Wat hoort bij respect voor autonomie?
A
Weinig regels en duidelijke regels
B
sociale vaardigheden aanbieden
C
zoveel mogelijk zelf laten doen
D
kind motiveren

Slide 9 - Quiz

Als je een peuter "echt wilt helpen" bij het aantrekken van zijn schoenen...
A
...dan trek je de schoen voor hem aan.
B
... dan zeg je dat hij het zelf moet doen.
C
... dan vraag je eerst wat niet lukt.
D
... dat laat je een andere peuter helpen.

Slide 10 - Quiz

Kinderparticipatie betekent:
A
Dat kinderen mogen doen waar ze zin in hebben
B
Dat kinderen betrokken worden in het maken van bepaalde keuzes.
C
Dat kinderen altijd hun zin krijgen.
D
Dat kinderen de baas mogen zijn zijn.

Slide 11 - Quiz

Hoe kan je structuur bieden?

A
Rituelen
B
duidelijk zijn in de overgangsmomenten
C
vertrouwen op je eigen behoefte aan structuur
D
dagprogramma

Slide 12 - Quiz

Praten en uitleggen

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Praten en uitleggen
  • Kinderen met een taalachterstand kunnen minder goed meekomen op school en maatschappij
  • Bij deze interactievaardigheid ga je uit van de aanwezigheid van taal, kinderen hebben een aangeboren taal-leervermogen
  • Gelijkwaardig communiceren, met het kind praten ipv tegen het kind praten

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Op welke manieren kan je verhalen vertellen?

Slide 17 - Open question

Verhalen vertellen
voor jonge kinderen moeilijk:

ze moeten woorden geven aan hun beleving en gebeurtenissen op volgorde zetten

Slide 18 - Slide

Vaardigheden van de GPM
MET het kind praten
als jij luistert naar het kind, luistert het kind ook naar jou
ACTIEF luisteren
niet onderbreken, ondersteunende gebaren, aankijken en wegkijken
VRAGEN stellen
open, gesloten, suggestieve, meervoudige en verdiepende vragen

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Logboek
Houd ook voor deze interactievaardigheid bij hoe jij de taalontwikkeling stimuleert

Slide 22 - Slide

Volgende week
De ontwikkeling stimuleren

Slide 23 - Slide