H3 26-1-2022, Modalverben Wortschatz K3 Teil 2


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

Regeln in der Klasse
  • Luister naar elkaar! Als er iemand praat, is de rest stil.
  • Mobiele telefoon in de tas.
  • Respect voor elkaar.
  • Altijd laptop meenemen.
  • Tas, naast jou op de grond.
  • Voeten op de grond.
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Was lernen wir heute?
Du kannst die Modalverben in Sätzen benutzen.
Du kannst die Wörter über die Umgebung, die Gesundheit und die Verkehrsmittel in Sätzen benutzen.

Slide 3 - Slide

Was machen wir heute?
Wir üben mit Sätzen die Wörter und Grammatik aus Kapitel 1,2 und 3 für die Prüfung am 2. Februar.

Slide 4 - Slide

Taaltoets
  • datum: woensdag 2 februari om 9.40

  • wat: woorden  K1,2,3, NL-D en
      grammatica K3 (modalverben t.t.)

Slide 5 - Slide

Übersetze die Wörter ins Deutsche:

Deze dorpen zijn heel klein.
timer
0:30

Slide 6 - Open question

Übersetze die Wörter ins Deutsche:

Mijn vriendin had veel te doen.
timer
0:30

Slide 7 - Open question

übersetze die Wörter ins Deutsche:
Wanneer wordt het weer wat warmer?
timer
0:30

Slide 8 - Open question

Welk woord past in de zin.
Mir ist so ....
A
heiß
B
kurz
C
krank
D
nervös

Slide 9 - Quiz

Was sind deine Füße?

Slide 10 - Open question

Maak van onderstaande woorden een Duitse zin.

sie - nervös - vor der operation - waren - nicht

Slide 11 - Open question

Maak van onderstaande woorden een Duitse zin.

euch - unsere gruppe - besuchen - werden

Slide 12 - Open question

Maak van onderstaande woorden een Duitse zin.

kennen - ich - woher - ihn

Slide 13 - Open question

Übersetze das niederländische Wort zwischen den Klammern.
Fahren wir mit der (metro)?

Slide 14 - Open question

Übersetze das niederländische Wort zwischen den Klammern.
Man darf auf dem (stoep) nicht Fahrrad fahren.

Slide 15 - Open question

Was ist die richtige Verbform?

Was (kunnen) du machen?
A
sollst
B
magst
C
willst
D
kannst

Slide 16 - Quiz

Übersetze das niederländische Wort vor den Satz.

mogen Ich ..... nicht Rad fahren.

Slide 17 - Open question

Ergänze die richtige Verbform.


moeten Ich .... zwei Stunden warten
A
dürfen
B
darf
C
müssen
D
muss

Slide 18 - Quiz

Übersetze das niederländische Wort vor den Satz.

weten Warum ..... ihr es nicht?

Slide 19 - Open question

Meine Eltern (willen) nach Rügen fahren.
A
willen
B
willt
C
wollt
D
wollen

Slide 20 - Quiz

de woordenlijst Nederlands Duits over hoofdstuk 1,2 en 3 ken ik:
goed, ik heb de woorden al geleerd
goed, maar ik mag nog leren
mah
slecht, ik ken er maar een paar
slecht, ik heb nog niets geleerd

Slide 21 - Poll

Afsluiting
Habt ihr noch Fragen?


Als de timer loopt, kunnen jullie inpakken.

timer
2:00

Slide 22 - Slide

Bis zum nächsten Mal

Slide 23 - Slide