Les 3.3 Lezen

Les 3.3 Lezen
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Les 3.3 Lezen
Welkom in deze digitale les
Fijn dat je er bent!

Slide 1 - Slide

In deze les leg ik uit
  • Waar je het document kunt vinden met de opdrachten.
  • Hoe je de opdrachten gaat maken.
  • Wanneer je het af moet hebben.
  • De theorie die je daarvoor nodig hebt.

Slide 2 - Slide

Hoe maak ik de opdrachten?
Vanaf nu maak je de opdrachten niet (meer) in je schrift of werkboek, maar ga je digitaal, (dus op je I-Pad, of laptop of computer) de opdrachten maken. 

Geef zo duidelijk en uitgebreid mogelijk antwoord.

Er is een vast moment om vragen te stellen via een livestream en je mag mij mailen (via Magistermail) of chatten via "Teams".

Slide 3 - Slide

Waar vind ik de lessen van deze week?
  • In Magister in je weekrooster, bij de eerste les Nederlands van de week.

Slide 4 - Slide

Wanneer heb ik de opdrachten af?
Aan het eind van de week, dus uiterlijk op vrijdag 29 januari heb je de opdrachten af. Maak dus een goede planning voor de hele week.

Ik kan dat huiswerk digitaal zien, je hoeft deze week dus niets toe te sturen. Wanneer het niet lukt het huiswerk digitaal te doen, dan maak je de opdrachten in je boek en stuur je mij een foto van het gemaakte werk.

Slide 5 - Slide

Doelen 3.3
  • Ik leer meningen en argumenten herkennen
  • Ik leer de signaalwoorden die een reden aangeven
  • Ik leer wat een betoog is
  • Ik leer de signaalwoorden die een conclusie aangeven
  • Ik leer hoe je het tekstdoel overtuigen herkent (kader)
  • Ik leer hoe ik de hoofdgedachte van een tekst vind en   opschrijf (TL)

Slide 6 - Slide

Uitleg van de theorie les 3.3
  • Mening en argument
  • Signaalwoorden: reden en conclusie
  • Tekstdoel overtuigen
  • Betoog
  • Hoofdgedachte (TL)

Slide 7 - Slide

Mening en argument
Als je je mening geeft vertel je wat je van iets vindt. Vaak kun je ook uitleggen waarom je die mening hebt. Je geeft dan een argument voor je mening.
Je kunt je mening beginnen met woorden zoals: ik vind en volgens mij. Noteer achter je mening want of omdat en schrijf je argument op. Je kunt je argument duidelijker maken door er een voorbeeld bij te geven. 
Voorbeelden:
mening                                                                              argument
Ik wil graag weer naar school,                                 want dan kan ik mijn klasgenoten weer ontmoeten.
De pauzes op school moeten langer worden, omdat je dan meer tijd hebt om rustig te eten.

Slide 8 - Slide

Signaalwoord: reden
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's. 
Signaalwoorden die een reden aangeven zijn o.a.: want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk..............................

Ook bij een argument gebruik je een signaalwoord voor een reden:
* Ik ga met mijn moeder winkelen, want ik heb een nieuwe broek nodig.
* Ik vind dat een goede serie, omdat die zo spannend is.

Slide 9 - Slide

Tekstdoel: overtuigen
Je kent al de tekstdoelen informeren, activeren en amuseren. Een ander tekstdoel is overtuigen. De schrijver geeft dan zijn mening en wil dat de lezer het met hem eens wordt. Daarvoor gebruikt hij argumenten.

                             - informeren: de lezer informatie geven    (nieuwsbericht, schoolboek)
                             - activeren: de lezer iets laten doen of kopen (reclame, uitnodiging)
Tekstdoelen: 
                             - amuseren: de lezer vermaken (leesboek, stripverhaal)
                             - overtuigen: de lezer laten eens worden met iemands mening (recensie, betoog)

Slide 10 - Slide

Betoog
Een betoog is een tekst waarmee de schrijver de lezer wil overtuigen van zijn mening.
Een betoog bestaat uit drie delen: inleiding, kern en slot.
- In de inleiding geeft de schrijver zijn mening over het onderwerp.
- In de kern geeft hij argumenten voor zijn mening.
- In het slot geeft hij zijn eindoordeel: zijn conclusie. Daarbij herhaalt hij zijn       mening.

Slide 11 - Slide

Betoog

Slide 12 - Slide

Signaalwoord: conclusie
In het slot van een betoog trekt de schrijver een conclusie. Je herkent de conclusie aan de signaalwoorden dus en kortom
Voorbeeld:
* Meer sport op school betekent dus gezondere en slimmere leerlingen.
* Kortom, er zijn alleen maar voordelen aan het inkorten van de leerplicht.

De conclusie is vaak een mening. Je hoeft het er dus niet mee eens te zijn.

Slide 13 - Slide

Tekstverband
Tekstverband: in een tekst is er verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
                               Een schrijver maakt vaak gebruik van signaalwoorden om het tekstverband aan te geven.
                                 
                                 - opsomming:  ook, bovendien, daarnaast, zowel...........als, ten eerste, verder, ten slotte,..........

                                 - tijdsvolgorde: eerst, voordat, voor het eerst, terwijl, nadat, later, voordat, daarna, vervolgens, tenslotte...............
                                 
Tekstverband:   - tegenstelling: maar, echter evenwel, integendeel, daarentegen, toch......................

                                 - voorbeeld: bijvoorbeeld, een voorbeeld hiervan is, zo, zoals, ter illustratie...........................
                           
                                 - reden: daarom, immers, namelijk, omdat, vanwege, want, .....................................

Slide 14 - Slide

Hoofdgedachte (TL)
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp van een tekst zegt.
De hoofdgedachte schrijf je op in één zin.

Zo vind je de hoofdgedachte in een tekst:
- Lees de inleiding, het slot en de titel van de tekst.
- Bepaal het onderwerp van de tekst.
- Schrijf in één zin op wat de schrijver over het onderwerp zegt.

Slide 15 - Slide

Ga nu oefenen
  • De opdrachten van 3.3 die je deze week gaat oefenen zijn:                                                                      Kader: - les 3.3 opdracht 1 - 16                                                                                                                                       TL:  - les 3.3 opdracht 1 - 19                                                                                                                                       - 
  • Een half uur lezen in je boek voor de boekpresentatie.

Slide 16 - Slide

Vragen?
  • Je kunt in de onlinesessie vragen stellen.
  • Je mag altijd vragen stellen via de mail of                                                                      chatten via "Teams".

                                               Succes, je kunt het!

Slide 17 - Slide