Word order 1

TODAY

- Word order

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TODAY

- Word order

Slide 1 - Slide

Word order (basics)

Slide 2 - Slide

Wie doet wat waar wanneer?
             O              ww              lv             plaats                    tijd
     subject         verb          object      where                  when

Slide 3 - Slide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 4 - Slide

Most common word order
who - does - what - where - when

  • John lost his phone at school yesterday.
  • My mother met my father at the cinema twenty years ago.
  • I listen to music every day.
  • Elin is hanging out at a friend's house right now.

Slide 5 - Slide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 6 - Slide

is singing - right now - in the shower - David - a song - .

Slide 7 - Open question

Mondays - do - like - not - I -.

Slide 8 - Open question

the United States - we - at school - on a project - work - about - .

Slide 9 - Open question

don't - at - sleep - night - Cats - .

Slide 10 - Open question

in the sunshine - I - reading - a book - enjoy - .

Slide 11 - Open question

regard - the children - their teacher - respect - with - .

Slide 12 - Open question

Vocabulary - 

Slide 13 - Slide

Range

Slide 14 - Open question

Welke?

Slide 15 - Open question

Opportunity

Slide 16 - Open question

Improve

Slide 17 - Open question

Therefore

Slide 18 - Open question

Travel

Slide 19 - Open question

Mary and Thomas are a happy .................. (stel)

Slide 20 - Open question

Maak een zin met Have (got)

Slide 21 - Open question

Maak een vraag die begint met
Do of Does. Minstens 6 woorden

Slide 22 - Open question

Maak een vraag die begint met
Do of Does. Minstens 6 woorden

Slide 23 - Open question

Verzin een vraag die begint met een
Vraagwoord (wie, wat, wanneer, enz.) en geef er ook een antwoord bij.

Slide 24 - Open question

Verzin een vraag die begint met een
Vraagwoord (wie, wat, wanneer, enz.) en geef er ook een antwoord bij.

Slide 25 - Open question

Ik weet nu hoe ik een Engelse zin moet maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik denk dat ik wel goede vragen kan maken met Do / Does
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll