Week 16 Les 2: Herhalen zinsdelen, uitleg naamwoordelijk gezegde (Gram. H4)

- Herhalen zinsontleding
- Uitleg naamw. gezegde
- Oefenen + huiswerk
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Herhalen zinsontleding
- Uitleg naamw. gezegde
- Oefenen + huiswerk

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Gram. H4:

- Je kunt een zin ontleden en de volgende zinsdelen benoemen:

wwg - ond - lv - mv - (vzv) - bwb

- Je kunt de volgende zinsdeelstukken benoemen:

bvb - bijstelling

- Je weet wat er twee soorten gezegdes zijn: het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.

Slide 2 - Slide

Welke informatie heb je onthouden over het koppelwerkwoord?

Slide 3 - Open question

Herhaling: koppelwerkwoorden 
- De koppelwerkwoord zegt dat de onderwerp iets is.
- Keuze uit: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen (ZWaBBeLS + HDV)

- Nieuw: het belangrijkste werkwoord in een naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Hij loopt een rondje.
Hij is ziek.

Slide 6 - Slide

Hij loopt een rondje.
Onderwerp doet iets.
Hij is ziek.
Onderwerp is iets.

Slide 7 - Slide

Hij maakt een vlog in de achtbaan.
Onderwerp doet iets.
Hij is een vlogger.
Onderwerp is iets.

Slide 8 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde (overnemen!)
1 Zoek het onderwerp van de zin op.
2 Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3 Staat het werkwoord in het rijtje van de kww?
                                                           4  Doet of is het onderwerp iets?

Nee = wwg                                      Doet = wwg                       Is = nwg

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
(overnemen!)
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) = alle ww in de zin
- naamwoordelijk deel (nw. deel) = eigenschap van het onderwerp (vaak een znw of bnw)

Slide 10 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
- werkwoordelijk deel (ww.deel) 
- naamwoordelijk deel (nw. deel) 

Thomas is een fanatiek wielrenner.
- Ww. deel = is
- Nw. deel = een fanatiek wielrenner
= Nwg = is een fanatiek wielrenner

Slide 11 - Slide

Oefenen gezegde (nwg of wwg)
1 De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
2 Tijdens de vakantie zullen we thuis blijven.
3 Mijn vader is 65 jaar.



Slide 12 - Slide

Antwoorden (zin 1)
1 De spijkerbroeken zullen goedkoper worden.
nwg = zullen goedkoper worden
ww. deel = zullen worden
nw. deel = goedkoper




Slide 13 - Slide

Antwoorden (zin 2)
2 Tijdens de vakantie zullen we thuis blijven.
Wwg = zullen blijven




Slide 14 - Slide

Antwoorden (zin 3)
3 Mijn vader is 65 jaar.
Nwg = is 65 jaar
Ww. deel = is
Nw. deel = 65 jaar



Slide 15 - Slide

Huiswerk
- Maken Gram. H4: 5 (blz. 171)



Slide 16 - Slide