Ecosystemen en Voedselrelaties

Ecosystemen en Voedselrelaties
1 / 15
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ecosystemen en Voedselrelaties

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de structuur van een ecosysteem en de relaties binnen de levensgemeenschap beschrijven. Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een voedselketen, voedselweb en voedselkringloop zijn en hoe deze samenhangen. Aan het einde van de les kun je het verschil tussen autotrofe en heterotrofe organismen benoemen en voorbeelden geven. Aan het einde van de les kun je de verschillende trofische niveaus in een voedselketen identificeren en de rol van organismen op elk niveau uitleggen. Aan het einde van de les kun je het concept van een ecologische voedselpiramide begrijpen en het belang ervan voor het weergeven van kwantitatieve verhoudingen in een voedselketen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over ecosystemen en voedselrelaties?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Definitie en structuur van een ecosysteem
Een ecosysteem bestaat uit interacties binnen een levensgemeenschap, inclusief relaties tussen organismen en abiotische factoren en onderling tussen organismen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voedselketen en de rol van elk organisme
Voedselrelaties worden weergegeven door voedselketens, die samen een voedselweb vormen, terwijl alle voedselrelaties samen een complex geheel vormen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voedselweb versus voedselketen
Voedselweb: Een complex netwerk van voedselketens in een ecosysteem waarbij veel soorten organismen betrokken zijn.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Autotrofe versus heterotrofe organismen
Autotrofe organismen: Organismen die in staat zijn om energie uit anorganische bronnen om te zetten in organische stoffen die ze als voedsel kunnen gebruiken.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Trofische niveaus en hun betekenis
Trofisch niveau: De positie van een organisme in de voedselketen, afhankelijk van de manier waarop het zijn energie en voedingsstoffen verkrijgt.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Consumenten en hun typen
Consumenten: Organismen die andere organismen eten om aan hun energie en voedingsstoffen te komen. Herbivoren, carnivoren, omnivoren, detritivoren.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Rol van reducenten en mineralisatie in de voedselkringloop
Reducenten zorgen voor de afbraak van organisch materiaal tot mineralen, die weer beschikbaar komen voor producenten, wat resulteert in een voedselkringloop.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ecologische voedselpiramide en kwantitatieve aspecten van voedselketens
Ecologische voedselpiramide: Een grafische voorstelling die de kwantitatieve verhoudingen van de verschillende trofische niveaus in een voedselketen laat zien.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Definitielijst
Ecosysteem: Een gemeenschap van levende organismen in combinatie met de niet-levende componenten van hun omgeving, die als een systeem samenwerken. Voedselketen: Een reeks organismen waarbij elk organisme de voedselbron is voor het volgende in de keten. Voedselweb: Een complex netwerk van voedselketens in een ecosysteem waarbij veel soorten organismen betrokken zijn. Autotrofe organismen: Organismen die in staat zijn om energie uit anorganische bronnen om te zetten in organische stoffen die ze als voedsel kunnen gebruiken. Heterotrofe organismen: Organismen die leven van organische stoffen die geproduceerd zijn door andere organismen. Trofisch niveau: De positie van een organisme in de voedselketen, afhankelijk van de manier waarop het zijn energie en voedingsstoffen verkrijgt. Producenten: Autotrofe organismen die de basis vormen van elk voedselweb en de energie van de zon of chemische energie gebruiken om voedsel te maken. Consumenten: Organismen die andere organismen eten om aan hun energie en voedingsstoffen te komen. Herbivoren: Dieren die voornamelijk planten eten. Carnivoren: Dieren die voornamelijk andere dieren eten. Omnivoren: Dieren die zowel planten als dieren eten. Detritivoren: Organismen die leven van dood organisch materiaal. Reducenten: Organismen, zoals bacteriën en schimmels, die organisch materiaal afbreken tot anorganische stoffen. Mineralisatie: Het proces waarbij organisch materiaal wordt afgebroken tot anorganische stoffen, die weer gebruikt kunnen worden door producenten. Ecologische voedselpiramide: Een grafische voorstelling die de kwantitatieve verhoudingen van de verschillende trofische niveaus in een voedselketen laat zien.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.