Past Simple

Past Simple

Als we het hebben over de past simple dan hebben we het over de VERLEDEN TIJD.
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Past Simple

Als we het hebben over de past simple dan hebben we het over de VERLEDEN TIJD.

Slide 1 - Slide

I
You
He
She
It
We
You 
They
Het werkwoord 'to be' in de verleden tijd...
was
was
was
was
were
were
were
were

Slide 2 - Drag question

Je gebruikt WAS en WASN'T bij:
A
I/ he/she/it
B
We/you/they

Slide 3 - Quiz

Kies de juiste
Susan and Jim ... in love.
A
wasn't
B
weren't

Slide 4 - Quiz

________ Kelly playing tennis?
A
was
B
were

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste
My mother ___ cooking.
A
wasn't
B
weren't

Slide 6 - Quiz

___________ you helping him?
A
was
B
were

Slide 7 - Quiz

The man was young.
Maak de zin ontkennend.

Slide 8 - Open question

I was sad.
Maak de zin ontkennend.

Slide 9 - Open question

Maak een vraag :
They were often at home.

Slide 10 - Open question

vragen in de v.t
The teachers were strict

Slide 11 - Open question

The telephone was modern
Maak de zin ontkennend.

Slide 12 - Open question

Vorm een vraag van deze zin:
You were happy yesterday.

Slide 13 - Open question

They were bothered
Maak de zin ontkennend

Slide 14 - Open question

Maak nu een vraag:
James was cleaning.

Slide 15 - Open question

Hoe maak je de past simple?
Wat doe je met het werkwoord?

Slide 16 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
I ... (work) on that assignment yesterday.

Slide 17 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.

Amy and Jess .......... (talk) about getting more exercise.

Slide 18 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.

Last weekend we _______(visit) the Edinburgh Zoo

Slide 19 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
We ....... him just in time. (stop)

Slide 20 - Open question

Maak hier een vraag van:
"She was in Iceland."

Slide 21 - Open question

Wat voeg je aan een zin in de verleden tijd toe om hem ontkennend te maken?
A
don't
B
doesn't
C
didn't

Slide 22 - Quiz

I ______________ to him
A
didn't listen
B
didn't listened
C
didn't not listen

Slide 23 - Quiz

Lilly ____________ after him.
A
didn't chased
B
didn't chase
C
didn't not chase

Slide 24 - Quiz

Alone

hug

abroad

airport

distance
desk

fridge

Alleen
afstand
bureau
knuffel
naar het buitenland
koelkast
vliegveld

Slide 25 - Drag question

island

customs

to leave

strand

tree
flower

passport

eiland
boom
bloem
douane
vertrekken
paspoort
beach

Slide 26 - Drag question

field
wildlife

river

sunbathe
carpet
lounge
fun

veld
tapijt
woonkamer
dieren in het wild
rivier
plezier
zonnebaden

Slide 27 - Drag question

Vertaal: mean

Slide 28 - Open question

Vertaal: outgoing

Slide 29 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.

When I was small, my family ....... (live) in London.

Slide 30 - Open question

Zet het werkwoord in de verleden tijd.
I ....... the bathroom. (clean)

Slide 31 - Open question

My friend __________ a good student.
Vul in was /were

Slide 32 - Open question

You __________ happy.
Kies was/were

Slide 33 - Open question

Vertaal: sofa

Slide 34 - Open question

vertaal: dishwasher

Slide 35 - Open question

Vertaal: kast

Slide 36 - Open question

Vertaal: stoel

Slide 37 - Open question

Vertaal: blij

Slide 38 - Open question

Vertaal: vlucht

Slide 39 - Open question

I ...... sick
We ....... happy!
....... you late?
She ....... late. She was on time!
Peter & Susie ...... at the concert. They were at home.
was
wasn't
were
were
weren't

Slide 40 - Drag question

Alone
Boy
To go out
Basement
wardrobe
desk
Feather
bird

Slide 41 - Drag question

Leave
claw
scenery
carpet
drawers
flower
whiskers

Slide 42 - Drag question