1.
Duplicaat= tweede exemplaar van iets vb. Heb je nog een duplicaat van die brief?
2. Acuut= wat plotseling is opgekomen vb. Zij heeft een acute blindedarmontsteking.
OF = waarbij geen uitstel mogelijk is/ dringend vb. Een acuut probleem moet direct worden opgelost.
3. Kwitantie= schriftelijk bewijs dat je betaald hebt vb. De koper ontving een kwitantie nadat hij het apparaat betaald had.
4. Werkweek= het aantal uur dat men werkt per week vb. Wij hebben een 36-urige werkweek.
OF = week waarin leerlingen buiten school met een project bezig zijn vb. Groep 8 gaat in oktober op werkweek.
5. Voldoen= geld geven in ruil voor iets anders/ betalen vb. U moet deze rekening nog voldoen.
OF= eraan beantwoorden vb. Hij voldoet aan alle eisen voor deze opleiding.