6.3 Winst of verlies deel 2

Hoofdstuk 6 
paragraaf 3 deel 2
Winst of verlies?
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6 
paragraaf 3 deel 2
Winst of verlies?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 6.3
 - Hoe je de brutowinst en nettowinst uitrekent
 - Wat het verschil is tussen verkoopprijs en consumentenprijs
- Welke btw-tarieven er zoal zijn 

Slide 2 - Slide

Winst maken
Het doel van een bedrijf is winst maken.

Belangrijke begrippen:
Afzet = het aantal producten dat een bedrijf verkoopt
Omzet = het aantal producten dat een bedrijf verkoopt
Inkoopwaarde =  waarde van ingekochte producten

Slide 3 - Slide

Winst maken
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
Bedrijfskosten = kosten die een bedrijf maakt om het bedrijf te draaien
Nettoresultaat =  brutowinst - bedrijfskosten
Nettoresultaat positief = winst
Nettoresultaat negatief = verlies

Slide 4 - Slide

Winst maken
Nettoresultaat berekenen doe je achteraf.

Je kunt een inschatting maken van bedrijfskosten
vervolgens tel je een bedrag of percentage op bij de inkoopprijs
= Brutowinstmarge

Slide 5 - Slide

Winst maken
Waaruit bestaat de brutowinst marge?

Slide 6 - Slide

Waaruit bestaat de brutowinstmarge?

wat wordt betaald met de brutowinstmarge?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

Consumentenprijs
Tot nu toe hebben we naar verkoop gekeken vanuit de ondernemer.

De prijs die een ondernemer vraag aan de consument = Consumentenprijs
Consumentenprijs = verkoopprijs + BTW

Slide 9 - Slide

Consumentenprijs

Slide 10 - Slide

BTW
BTW = Belasting toegevoegde waarde
Belasting over de verkoop van producten of diensten

BTW tarief 21% voor de meeste producten en diensten
BTW tarief 9% voor levensmiddelen, boeken en sommige diensten (kapper fietsenmaker)
BTW tarief 0% Medicijnen en onderwijs

Slide 11 - Slide

aan de slag
Huiswerk: Maken opdracht 29 t/m 35

Slide 12 - Slide