Engels proefwerk voorbereiding H4

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 4

Vocab A t/m I

Stone 9 + 10

Present Perfect

Future

Future: 'To be going to' en 'Will'

Will + hele werkwoord

To be going to + hele werkwoord

Uitleg 

• Will + hele werkwoord > - iemand een voorspelling doet zonder dat er bewijs is.
                                                     - iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat op dat                                                                       moment aangeeft.
• to be going to + hele werkwoord > - iemand een voorspelling doet en er bewijs is.
  
                                                                            - iemand iets van plan is / een beslissing maakt en dat al                                                                                vaststaat / eerder is afgesproken. 

That dog is seriously injured and is breathing heavily. It looks like it ..... (to stop) breathing any minute now.

You know what? I ..... (to send) him a postcard right now!

Present Perfect

Even terugkijken

Wanneer?
 - Voor iets uit het verleden dat nu nog bezig is

- Iets uit het verleden dat nu nog effect heeft

Hoe?

Have/has + voltooid deelwoord

voltooid deelwoord

Is jouw voltooid deelwoord regelmatig ? > +ed

Is jouw voltooid deelwoord onregelmatig? > 3e rijtje

have/ has

Has > alleen bij he/ she / it

Have > bij alle andere personen 

Ontkenning

Wil je een ontkenning maken in de Present Perfect ?

Doe dit dan zo : Have/ has + not

I ........ (finish) the call.

Anita ......... (buy) a present for her friend.

Justin / never / visit / France

Onregelmatige werkwoorden

Wat is in het Engels het voltooid deelwoord van 'laten'?

Wat is in het Engels het voltooid deelwoord van 'kopen'?

Wat is in het Engels het voltooid deelwoord van 'maken'?

Wat is in het Engels het voltooid deelwoord van 'rennen'?

Stone 9 + 10

Vertaal de volgende zin :
What are you going to do tonight?

Ik ga een nieuw paar sneakers kopen.

1. I must buy a new pair of sneakers.
2. I should buy a new pair of sneakers.
3. I will buy a new pair of sneakers.
4. I'm going to buy a new pair of sneakers.

Vertaal de volgende zin:
Waarom heeft Simon de school verlaten?

Hij heeft niet veel geoefend.

1. He hasn't practis much.
2. He hasn't practised much.
3. He haven't practised much.
4. He haven't praktised much.

Present Perfect

Will en to be going to