Havo 3 - Samenleving H2

Welkom
3 Havo ||  2023-2024


Samenleving Hoofdstuk 2
De overheid om ons heen


1 / 70
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 70 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom
3 Havo ||  2023-2024


Samenleving Hoofdstuk 2
De overheid om ons heen


Slide 1 - Slide

Waar houdt de overheid zich mee bezig?

Slide 2 - Mind map

De centrale overheid
Het Rijk wordt ook wel 'de centrale overheid genoemd'
De ministers besturen het Rijk. Zij maken plannen en wetten die door de 2e kamer goedgekeurd moeten worden. De 2e kamer controleert zo de ministers. 


Slide 3 - Slide

De 2e kamer

Slide 4 - Slide

De provincie 
Verantwoordelijk voor de grond van een deel van het land
  • Mogen steden uitbreiden?
  • Mag extra ruimte komen voor bedrijfsterreinen? 
  • Zijn er goede wegen of moeten die bijgebouwd worden?

Slide 5 - Slide

De waterschappen
Het beheren van water en het bewaren
van de kwaliteit van ons water. 

Slide 6 - Slide

De gemeente
De gemeente staat het dichtste bij jou
Veel zaken in jouw woonplaats worden geregeld door de gemeente.
Moeten er bomen geplant worden?
Identiteitsbewijs of paspoort regelen
 

Slide 7 - Slide

Collectieve goederen
Voorzieningen waar alle burgers gebruik van kunnen maken en die worden geleverd en betaald door de overheid.

Slide 8 - Slide

Noem een collectief goed.

Slide 9 - Open question

Collectieve goederen
  • De overheid zorgt voor collectieve goederen, omdat/want:
  • voor sommige ervan kun je niet iedereen apart laten betalen (bijvoorbeeld dijken).
  • de overheid de kwaliteit ervan zelf wil regelen.
  • de overheid wil dat ze betaalbaar blijven voor iedereen.

Slide 10 - Slide

Quasi-collectieve goederen
Dit zijn goederen die individueel leverbaar, maar die we toch als een soort collectief goed door de overheid laten leveren.

Onderwijs kun je per persoon leveren. Wanneer je niet betaalt, is het mogelijk om je uit te sluiten van lessen. Maar we kiezen ervoor om het collectief, betaalt met belastinggeld, te leveren.

Slide 11 - Slide

Een dijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Een speeltuin in de wijk is een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz

Een kaartje voor een voetbalwedstrijd een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Particuliere sector
De particuliere sector bestaat uit bedrijven en burgers.
Bedrijven in de particuliere sector streven naar winst.
Daarbij leveren ze vooral individuele goederen


Slide 15 - Slide

Particuliere sector
Deze sector heeft te maken met marktwerking: de aanbieders van producten concurreren met elkaar.
Ze moeten daarom:
  • goede kwaliteit leveren.
  • hun prijzen laag houden. Dat kan alleen als ze hun bedrijfskosten laag houden.

Slide 16 - Slide

Maken tot en met 2.9!

Slide 17 - Slide

Welkom
3 Havo ||  2020-2021


Samenleving Hoofdstuk 2
De overheid om ons heen


Slide 18 - Slide

Welke 4 overheden hebben we in Nederland?

Slide 19 - Open question

De centrale overheid
Het Rijk wordt ook wel 'de centrale overheid genoemd'
De ministers besturen het Rijk. Zij maken plannen en wetten die door de 2e kamer goedgekeurd moeten worden. De 2e kamer controleert zo de ministers. 


Slide 20 - Slide

De 2e kamer

Slide 21 - Slide

De provincie 
Verantwoordelijk voor de grond van een deel van het land
  • Mogen steden uitbreiden?
  • Mag extra ruimte komen voor bedrijfsterreinen? 
  • Zijn er goede wegen of moeten die bijgebouwd worden?

Slide 22 - Slide

De waterschappen
Het beheren van water en het bewaren
van de kwaliteit van ons water. 

Slide 23 - Slide

De gemeente
De gemeente staat het dichtste bij jou
Veel zaken in jouw woonplaats worden geregeld door de gemeente.
Moeten er bomen geplant worden?
Identiteitsbewijs of paspoort regelen
 

Slide 24 - Slide

De lantarenpalen op straat zijn een collectief goed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Een abonnement op de sportschool is een collectief goed .
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Collectieve goederen
  • De overheid zorgt voor collectieve goederen, omdat/want:
  • voor sommige ervan kun je niet iedereen apart laten betalen (bijvoorbeeld dijken).
  • de overheid de kwaliteit ervan zelf wil regelen.
  • de overheid wil dat ze betaalbaar blijven voor iedereen.

Slide 27 - Slide

Quasi-collectieve goederen
Dit zijn goederen die individueel leverbaar, maar die we toch als een soort collectief goed door de overheid laten leveren.

Onderwijs kun je per persoon leveren. Wanneer je niet betaalt, is het mogelijk om je uit te sluiten van lessen. Maar we kiezen ervoor om het collectief, betaalt met belastinggeld, te leveren.

Slide 28 - Slide

PARTICULIERE EN COLLECTIEVE SECTOR

Slide 29 - Slide

Collectieve sector

Slide 30 - Slide

Collectieve sector
Ambtenaren en semi ambtenaren


Slide 31 - Slide

Particuliere sector
De particuliere sector bestaat uit bedrijven en burgers.
Bedrijven in de particuliere sector streven naar winst.
Daarbij leveren ze vooral individuele goederen


Slide 32 - Slide

Elkaar een beetje tegemoet komen
In Nederland kan niet iedereen volledig voor zichzelf zorgen
Hiervoor zijn bepaalde inkomensoverdrachten

Hiervoor hoef je geen tegenprestatie te leveren, zoals bij je salaris

Slide 33 - Slide

overdrachtsinkomen
Voorbeelden van overdrachtsinkomen:
- kinderbijslag
- huurtoeslag
- zorgtoeslag
- alimentatie
- bijstand

Slide 34 - Slide

AOW
Algemene OuderdomsWet

Als je met pensioen gaat dan heb je recht op een AOW.

De AOW wordt betaalt uit de belastingen van de werkenden. Omslagstelsel!


Slide 35 - Slide

Omslagstelsel
Actieven mensen die werken.
Inactieven mensen die een uitkering ontvangen.



Slide 36 - Slide

Omslagstelsel 
  • bijvoorbeeld AOW. Afhankelijk van aantal jaar inwoner NL

Slide 37 - Slide

Welk probleem kan er ontstaan bij het omslagstelsel?

Slide 38 - Open question

Vergrijzing

Slide 39 - Slide

Omslagstelsel

* Nu premie afdragen voor de ouderen van nu.
*AOW
Kapitaaldekkingsstelsel

*Nu premie afdragen voor jezelf.
*Pensioenfonds

Slide 40 - Slide

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 41 - Slide

Pensioen via het kapitaaldekkingsstelsel
Vandaag
Toekomst

Slide 42 - Slide

Maken tot en met 2.15!

Slide 43 - Slide

Welkom
3e klas ||  2023-2024


Samenleving Hoofdstuk 2
De overheid om ons heen


Slide 44 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat het omslagstelsel inhoudt

Slide 45 - Open question

Omslagstelsel
De AOW (staatspensioen) werkt volgens het omslagstelsel.

De werkenden (actieven) van nu betalen premie voor de AOW uitkering aan de senioren (inactieven) van nu.

Slide 46 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat het kapitaaldekkingsstelsel inhoudt

Slide 47 - Open question

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 48 - Slide

Belastingstelsels
Proportioneel belastingstelsel
Degressief
belastingstelsel
Progressieve belastingheffing

Slide 49 - Slide

Progressief belastingstelsel:



Slide 50 - Slide

Degressief belastingstelsel:

Slide 51 - Slide

Proportioneel belastingstelsel:

Slide 52 - Slide

Belastbaarinkomen
Het inkomen dat overblijft na de aftrekposten en bijtellingen noemen we het belastbaar inkomen.

Schematisch kan je dat alvolgt weergeven:
Bruto jaarinkomen
Bijtellingen         +
Aftrekposten      -
Belastbaarinkomen

Slide 53 - Slide

Stappenplan uitrekenen inkomensheffing
Stap 1: Belastbaar inkomen uitrekenen:
               Bruto inkomen -aftrekposten
Het belastbaar inkomen is het inkomen waarover je belasting/inkomensheffing moet betalen

Stap 2: het schijvensysteem toepassen
Stap 3: de heffingskorting(en) er af halen.


Slide 54 - Slide

Voorbeeld Mark:
1. Bruto inkomen                 € 35.000
      Aftrekposten                - € 5.000 
      Belastbaar inkomen    € 30.000 
     
2. Belastbaar inkomen in de schijven:
1e schijf = van 0 tot en met 20.124 euro
2e schijf = van 20124 + 

 1e schijf:                      36,55% x € 20.142 =                         € 7.361   
 2e schijf:                     40,85% x (€ 30.000 - € 20.142) = € 4.026 +
 Totale heffing over schijven =                                          € 11.387
 Heffingskortingen                                                              € 6.249 -
 Verschuldigde inkomensheffing                                    € 5.138
Netto inkomen uitrekenen
 Bruto inkomen – verschuldigde inkomensheffing = netto inkomen
 €35.000 - €5.138 = €29.862

Slide 55 - Slide

Aftrekposten en heffingskorting
- Aftrekposten: daarmee wordt het belastbaar inkomen lager.

belastbaar inkomen = bruto inkomen - aftrekposten

- Heffingskorting:  daarmee wordt de te betalen inkomstenbelasting lager.

te betalen belasting = totaal aan belasting - heffingskorting 

Slide 56 - Slide

Aan de slag
Maken 2.16 t/m 2.21

Slide 57 - Slide

Welkom
3 Havo ||  2022-2023


Samenleving Hoofdstuk 2
De overheid om ons heen


Slide 58 - Slide

Leg uit wat een progressief belastingstelsel inhoudt

Slide 59 - Open question

Progressief belastingstelsel:



Slide 60 - Slide

Mijn brutoloon in 2023 is 80.000 euro
Ik heb 2.000 euro aan aftrekposten.
Ik heb 5.000 euro aan heffingskortingen.
Bereken de te betalen belasting over 2023

Slide 61 - Open question

Miljoenennota 

Slide 62 - Slide

overheidssaldo
Het verschil tussen inkomsten en uitgaven van de overheid in een jaar.

Slide 63 - Slide

Staatsschuld
  • een begrotingstekort = toename staatsschuld

  • een begrotingsoverschot = afname staatschuld

Slide 64 - Slide

Slide 65 - Link

Nationaal inkomen
Nationaal inkomen = alle inkomens van de inwoners van een land bij elkaar

  • Nederland verdient een groot deel van het nationaal inkomen met export.
  • Ook geven we een groot deel van ons nationaal inkomen uit aan de import.


Slide 66 - Slide

Staatsschuldquote
De staatsschuldquote is staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen.

Slide 67 - Slide

Groei & Stabiliteitspact (EMU)
EMU = Economische & Monetaire Unie (Eurolanden)

Regels over begroting, aan de hand van percentages van het BBP

Jaarlijks tekort (EMU-saldo) kleiner dan 3% van BBP
Staatsschuld (EMU-schuld) kleiner dan 60% van BBP

Slide 68 - Slide

In periodes van economische groei (het nationaal inkomen stijgt) kan de staatsschuldquote dalen, ondanks dat de schuld van de overheid niet lager wordt. Verklaar hoe dit ontstaat.

Slide 69 - Open question

Aan de slag
Maken tot en met 2.25
Klaar? Nakijken

Slide 70 - Slide