zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naawoord en bijwoord

Wat zie je in het klaslokaal?
1 / 22
next
Slide 1: Mind map
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat zie je in het klaslokaal?

Slide 1 - Mind map

het zelfstandig naamwoord
  • verwijst naar een concrete of abstracte zelfstandigheid 
  • mensen, dieren, planten, dingen, gebeurtenissen, plaatsen (ook eigennamen, zoals Ruben, Oostende...)
  • je kunt er vaak een meervoud van maken 
  • je kunt er vaak een verkleinwoord van maken
  • je kunt er vaak een lidwoord voorzetten

Slide 2 - Slide

zn in de zin
Ga jij naar Antwerpen?
A
geen
B
jij
C
Antwerpen

Slide 3 - Quiz

zn in de zin
Sam zit op school in Brussel.
A
school, Brussel
B
Sam, school, Brussel
C
school
D
Sam, school

Slide 4 - Quiz

zn in de zin
Mijn nieuwe fiets zet ik altijd in het fietsenhok.
A
nieuwe fiets, ik fietsenhok
B
nieuwe fiets, fietsenhok
C
fiets, ik, fietsenhok
D
fiets, fietsenhok

Slide 5 - Quiz

Geef een extra kenmerk of eigenschap
over wat je ziet in het klaslokaal.

Slide 6 - Mind map

wit

  • bijvoeglijk naamwoord
bord

  • zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
  • zegt iets meer over het zelfstandig naamwoord
  • het geeft een eigenschap of kenmerk weer 
  • staat meestal voor het zelfstandig naamwoord 
  • kan ook op andere plaats voorkomen in de zin, maar geeft altijd uitleg over het onderwerp van de zin (bv. Ik ben bang.)
  • kunnen worden verbogen: wit - witte 

Slide 8 - Slide

oefeningen bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Link

bn in de zin
Hij kocht wel twintig mooie, rode rozen.
A
mooie, rode
B
twintig, mooie, rode

Slide 12 - Quiz

telwoorden
telwoorden zijn geen bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 13 - Slide

geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking

Slide 14 - Mind map

Slide 15 - Slide

Wat is de overtreffende trap van roze?
roze - rozer - ...

Slide 16 - Open question

bn in de zin
Dat vind ik een heel erg mooie film
A
heel erg mooie
B
heel mooie
C
erg mooie
D
mooie

Slide 17 - Quiz

'Heel' is een ...
(Ik vind dit een heel erg mooie film.)

Slide 18 - Open question

bijwoord
  • geeft informatie over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, telwoord of ander bijwoord 
  • de meeste bijwoorden zijn onveranderlijk
  • sommige bijvoegelijk naamwoorden kunnen bijwoorden zijn: de man loopt snel (uitleg bij ww = bw) - de man is snel (uitleg bij onderwerp zin = bn)

Slide 19 - Slide

bijwoord: voorbeelden
hier                                                              gisteren
daar                                                             nergens
heel                                                              binnenkort
erg                                                                misschien
bijzonder                                                   hierdoor
waarschijnlijk                                          dadelijk
niet                                                               eens

Slide 20 - Slide

bijwoord in de zin
Soms maak ik mijn huiswerk niet.
A
soms
B
niet
C
soms, niet
D
geen bijwoord

Slide 21 - Quiz

Plotseling maakte hij een heel raar geluid.
A
plotseling, raar, heel
B
raar, plotseling
C
plotseling, heel
D
heel

Slide 22 - Quiz