Vwo 2/ hdf 1 & 1 en 2 / zwakke ww/ volt. dw / pers vnw/ getallen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Herhaling: 

- zwakke werkwoorden Duits

- persoonlijke vnw

- haben und sein

- getallen

Wat is een zwak werkwoord?

• - in de verleden tijd geen klinkerverandering
• - het voltooid deelwoord bestaat uit: ge+stam+ (e)t

• - Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
  
• - Zijn niet moeilijk ....

Wat is een zwak werkwoord?

1. in verleden tijd: geen klankverandering

2. Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak

3. Zijn niet moeilijk .... want ze zijn regelmatig en worden volgens een vast schema vervoegd (achter de stam de onderstaande uitgangen)

5. Hiervoor bestaat een ezelsbruggetje: 

Een   - STukje    - Taart   - EN   - Thee   - ENzo

ich       du        er/sie/es     wir       ihr        sie/Sie

Let op!!!!!!!

Sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd worden net zo vervoegd >>

gehen  -  ich gehe  -  du gehst  -  er/sie/es geht  -  wir gehen  -  ihr geht  -   sie/Sie gehen

Hoe krijg je de stam?

In het Duits krijg je de stam door van het hele werkwoord

de - en of - n (als er geen 'e' voor staat) weg te strepen

      Voorbeeld: 

                     wohnen    = wohn

                     kommen  = komm

                     reisen       = reis 

                     rudern      = ruder

Ezelsbruggetje

Achter de stam van het werkwoord  komen de uitgangen:

Een   - STukje     - Taart     - EN    - Thee -    ENzo

ich        du            er/sie/es    wir          ihr        sie/ Sie

ich wohn
du wohn
er/sie/es wohn
wir wohn
ihr wohn
sie/Sie wohn
Schrijf precies over en zet de goed uitgang erachter........

Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:

vertaal: 'hij speelt'
spielen (= spelen)

1. er spielt
2. er spielst
3. du spielst
4. du spielt

Vertaal:

jullie kopen
kaufen (= kopen)

1. ihr kauft
2. sie kauft
3. er kauft
4. du kauft

Probeer het nu zelf! Vertaal:

jij rekent
rechnen (= rekenen)

1. du rechnst
2. du rechnest
3. er rechnt
4. er rechnet

(wohnen) Peter ………… in Köln.

1. wohne
2. wohnen
3. wohnst
4. wohnt

Nog 1 klein puntje:

Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z, tz, x):

                          

 dan komt er bij  >>  du        alleen een 't' achter de stam

                                         du reist      >> reisen (niet reisst)

(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)

Ich .... Martin.

1. heiße
2. heißt
3. heißen
4. heißst

Du .... Martine.

1. heiße
2. heißt
3. heißen
4. heißst

(tanzen)
Du ..... sehr schön (mooi).

1. tanzen
2. tanze
3. tanzst
4. tanzt

(reisen)
Mein Freund ........viel.

1. reise
2. reisst
3. reisen
4. reist

voltooid deelwoord

In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak    -->>

                    ge-/be- voor de stam en -t/-d achter de stam.

In het Duits is dit   -->> 

                 ge- + stam + -t        Bijv: machen >> gemacht      spielen  >>   gespielt

Voltooid deelwoord sterke werkwoorden >>

ge + stam + en          gehen  -  gegangen

Wat is de standaard regel voor het maken van een voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden?

voltooid deelwoord
spielen

Voltooid deelwoord
hören

voltooid deelwoord
sagen
_____

Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord

ik

jij

hij

zij e.v.

wij

jullie

het

u

zij

ich

ihr

er

es

wir

du

sie e.v

Sie

sie

Geef de vertaling van "hebben" en "zijn"in het Duits?

voltooid deelwoord van "sein"

voltooid deelwoord van "haben"

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  

ich

du

er

wir

ihr

sie/Sie

sie (enk)

es

bin

bist

ist

sind

seid

sind

ist

ist

hat

ich

du

er

wir

ihr

sie?Sie

sie (enk)

es

habe 

hast 

habt

haben

   hat

hat

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ich .... ein Lehrer.

1. sind
2. bin
3. seid
4. bist

https:

https:

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ihr .... gut gearbeitet. (hebben)

1. habt
2. haben
3. hat
4. hast

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Wir .... Hausaufgaben gemacht.

1. hat
2. habe
3. habt
4. haben

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Lisa ..... krank

1. bist
2. sind
3. ist
4. bin

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ihr ... zu spät (sein)

1. seid
2. sind
3. bin
4. bist

GEBRUIK EEN VORM VAN "HABEN"OF "SEIN"

Ich ... etwas gemacht.

1. haben
2. habe
3. habt
4. hat

Ergänze die richtige Form von "haben" oder "sein":

Du ...... auch immer Glück!

Ergänze. Wähle aus den Verben "haben" oder "sein".

Meine Geschwister (mv) .......... viel jünger als ich.

Übersetze und ergänze die richtige Form von "haben" oder "sein".
Wir ______ so glücklich!

Übersetze und ergänze die richtige Form von "haben" oder "sein".
Wann ______ ihr frei?

Ergänze die richtige Form von "haben" oder "sein".
_____ du eine Schwester?

Ergänze die richtige Form von "haben" oder "sein".
Wer _____ du?

Ergänze die richtige Form von "haben" oder "sein".
Ich _______ das nicht gesehen.

Ergänze die richtige Form von "sein".
Wann _____ ihr angekommen?

Die Zahlen auf Deutsch 

                                     Let goed op bij: 

eins

sechs - sechzehen - sechzig 

sieben - siebzehen - siebzig 

einundzwanzig 

dreißig

Schrijf de volgende getal uit:
23

Schrijf de volgende getal uit:
45

Schrijf de volgende getal uit:
98

Schreibe die Zahlen auf:
Er ist 69 Jahre alt.

Kijk nu terug naar de lesdoelen:

Na deze les;

- Ken je de regels voor het vervoegen van de zwakke werkwoorden en je kan zwakke ww vervoegen.

- Ken je haben en sein

- Ken je persoonlijke voornaamwoorden

- Ken je de getallen

Heb je de lesdoelen behaald?

Zo nee, kan je deze les net zo lang bekijken tot je het snapt.

Maar zonder leren en oefenen, gaat het niet

lukken ....

Succes ermee!

Tschüss!